“Yvette, het touw van de bear-hang zullen we wel niet nodig hebben toch?”, grap ik terwijl ik boven op onze middelste slaapkamer de fietsspullen in de rode tassen stop. Een galmend ‘nee’ klinkt door het trappenhuis en inwendig lach ik om mijn eigen grap. We zijn nu zo’n zeven maanden terug uit Amerika en Canada, maar het rode woestijnstof van Utah komt me nog altijd tegemoet als ik de tassen opschud. Of ik dat erg vind? Nee, in tegendeel zelfs, want het herinnert mij aan die fantastische zes maanden dat we door Noord-Amerika trokken. Daarbij heb ik ontzettend veel zin om weer op pad te gaan, al is het maar een weekje. Het gemis van het reizen achtervolgt me nog elke dag, net als de sleur van dagelijkse dingen die er in mijn ogen niet meer toe doen. Ik doel vooral op veel onzinnige regelzaken. Die hadden we namelijk genoeg voordat we ons gewone leventje weer een beetje op de rit hadden. Het vinden van een woning bijvoorbeeld. En het getob met energiemaatschappijen, een tweede auto erbij, en uiteindelijk weer eruit. Belastinggeld betalen en daarna weer terug vorderen. Of dagelijks een lading post in de brievenbus vinden met ongelooflijk mooie aanbiedingen. Waar is de eenvoud van het leven op de fiets gebleven? Of de rust van fluitende vogels die op reis gewoon in de lucht hangt?

In Houffalize aan een gammele, verweerde, houten tuintafel van ons geboekte B&B vinden we het allemaal terug. Dat de tafel gammel is doet er niet meer toe. Het doel maakt de tafel handig en zelfs prettig om aan te zitten. En terwijl onze spaghetti pruttelt op het vuur van ons brandertje geniet ik van de pittoreske, oud stenen huisjes beneden me in het dal van rivier de Oelre. Net als de heuvels daarachter met de zwevende vogels erboven. Morgen gaan we weer fietsen en dompelen we onszelf weer even onder in het bestaan van een reiziger. Vies van stof en zweet, vooral niet modieus, praktisch, minimalistisch en eenvoudig. Is dat dan toch de weg die ons het beste ligt?

Houffalize klimmen we uit via een geleidelijk steigende asfaltweg. De voorspelde regen van gisteren bleef al uit, en die van vandaag resulteert zich tot nu toe in een strak blauwe hemel. Zonlicht, dat zich via de kleine, kersverse, groene lenteblaadjes een weg tot op de aarde zoekt is de werkelijkheid van deze mooie ochtend, en dat terwijl het volgens ‘google’ momenteel zou moeten regenen…

De weg eindigt in een smal fietspad en strekt zich voor ons uit. Al golvend fietsen we door bossen en landerijen. Vogels fluiten honderduit en koeien herkauwen alsof dat alles is wat er bestaat. Terwijl ik dit aanschouw denk ik aan de mensen om me heen. Wat leven we toch gehaast met zijn allen. Sinds dat ik terug ben heb ik deze rust niet meer teruggevonden. Ik had hem wel te pakken. Sterker nog, er waren zelfs mensem om me heen die zeiden dat ik een onherkenbare rust uitstraalde na de reis. Dat voelde ik ook en was heerlijk, maar die is met dezelfde snelheid waarmee we terug naar Nederland vlogen toch verdwenen. Hoe het kan? Ik heb slechts één conclusie gevonden. Volgens mij keek ik de afgelopen maanden alleen naar wat ik morgen nog moest doen, terwijl ik vandaag leefde. Maar nu ik hier fiets, België verlaat en Luxemburg binnenfiets, besef ik dat ik daar toch maar eens mee moet gaan stoppen.

Om me heen verandert de omgeving nauwelijks. De kleine dorpjes stralen een heerlijke rust uit. Boeren ploegen de akkers en hier en daar wappert een wasje aan een drooglijn. Kippen scharrelen met hetzelfde gemak in voortuinen als dat koeien tussen de woningen grazen. Dit is het boerenleven van Luxemburg. We mogen opnieuw klimmen. De bosrijke omgeving, met de talloze beekjes van de Belgische Ardennen zijn overgegaan in een weide, heuvelige omgeving. Dit is het Luxemburg zoals we het ons herinneren van de ‘Groene weg route naar de Middellandse Zee’ in 2011. Opnieuw pakken we een fietspad op. Hiermee laten we het beetje vroege-ochtend-verkeer totaal achter ons. Stilte overheerst op wind en vogelgetjielp na. Een smal pad, wat vroeger diende als spoorverbinding, is voorgoed ongetoverd tot fietspad met als eindbestemming het kleine stadje Wiltz. Niet veel verder pakken we aan onze linkerhand het gelijknamige stroompje op. Het gesuis van de grove Schwalbe Mondial band, samen met het geklater van het beekje voert ons tot aan het stadje. Daar ebt het natuurgeluid weg in de dagelijkse stroom van heen en weer gaande mensen. We klauteren naar de Noordzijde van Wiltz. Voor iedereen die er wel eens geweest is, of nog niet natuurlijk, het zijn steile, eenrichtingsstraatjes met oude, statige gebouwen in diverse kleuren. Boven doen we boodschappen en eten we een warm soepje. Van regen is nog altijd geen sprake, maar wel voelen we dat de wind wat kouder is gaan waaien. 

Een geleidelijke klim brengt ons naar de top waar we nog eenmaal over het industriestadje uitkijken. We fietsen opnieuw door een bosrijke ongeving. De alertheid van beren is nog niet helemaal verdwenen merk ik, want meerdere malen betrap ik me erop dat ik al speurend naar wild toch echt geen beer ga zien hier. En tijdens een korte plaspauze zie ik spinnetjes wegkruipen die me meteen doen herinneren aan de Turantula’s in Utah.. Toch mooi dat Amerika na zeven maanden nog zijn sporen achterlaat.

Iets wat we in Amerika wel hadden, en dat hier ook zo is, is dat we na een klim afdalen. Slingerend suis ik omlaag. De fiets, bepakt met zijn tassen, voelt vertrouwd. Ik herpak mijn stuur nogmaals, knijp nog eens goed in het leren foam en geniet van het moment. Dit is het heden. Dit is het hier en nu zoals ik dat gemist heb. De koele wind. De geur van de lente. De weidsheid en alsnog, die drup regen. Heerlijk!!

Tien kilometer verderop installeren we ons tentje na maanden weer eens. Ditmaal op een camping in Liefrange, pal aan stuwmeer de Süre. Ook hier komt stof uit de verpakking die van origina niet uit europa komt. Het zijn wederom restanten die ons herinneren aan die waanzinnige tocht. En met het getik van kleine regendruppeltjes op het tentdoek genieten we na van al het moois wat in onze gedachte is blijven hangen.

Dat getik van regen blijft totdat we uiteindelijk in slaap vallen. Maar als we ’s nachts eruit moeten om te plassen tikt het nog op de tent, en zelf wanneer het buiten weer licht wordt en het opeens woensdag is, tikt de regen nog altijd op ons tentje. Binnen is alles droog, maar buiten zal het een natte bedoeling zijn. “Toch een dagje regen?”, zucht ik met enige tegenzin. Yvette knikt. Wat had ik anders ook verwacht. Dat ze de regen zou kunnen stoppen..? Tegen half elf, als het getreuzel echt zijn dieptepunt heeft bereikt en we al bijna voor de lunch doorkunnen, bereikt het weer opeens een spontaan hoogtepunt. De zon verschijnt. We zadelen op, fietsen voor de tweede maal langs het kleine haventje en draaien dan met een weide boog om het stuwmeer heen zodat we na tien kilometer aan de andere kant staan. Ondertussen heeft de zon zich natuurlijk weer verschuild achter een dik pak wolken, waar zelfs al meerdere malen regen uit is gekomen. Het wordt een dagje fieten in de regenkleding, en zo voelt het ook. De regenbroek schuurt tussen het zadel en mijn benen en de jas houdt me weliswaar droog van buiten, maar door het nodige klimwerk voel ik toch wat nattigheid van binnen. We dalen af. Aan weerszijde vliegen de bomen langs me af. De snelheid maakt het bos groen, maar van dichtbij is te zien dat de lente nog maar net begonnen is. En dat voelen we ook. Brrr…

We naderen Esch sur Sûre. Een pittoresk dorpje op een rots, precies daar waar rivier de Sûre een bocht van 270° maakt. We bewandelen de smalle, eenrichtings straatjes. Enkele touristen, verborgen onder gekleurde paraplu’s, ontdekken het kleine dorp terwijl wij een cafeetje zoeken. Het touristische dorp kent er vele, maar het merendeel is dicht omdat het aan het weer te zien voorlopig nog geen seizoen is.

Na een warme kop thee volgen we de rest van de dag rivier de Sûre. Ook deze vallei herkennen we nog van ons avontuur naar de Middellandse Zee. De vijfhonderd meter hoge hellingen ogen groener omdat ze net als druivenplantages meer zonlicht absorberen. Daardoor lijkt de lente hier al verder dan de dagen ervoor. Regen en zonneschijn wisselen elkaar af. De temperatuur is acceptabel met tien graden en met onze regenkleding soms zelfs even te warm. We volgen de rivier stroomafwaarts en na vijftien kilometer bereiken we voldaan onze camping waar het reeds in de ochtend geboekte, houten trekkershutje al voor ons is klaargemaakt. We slapen pal aan de rivier. Boven ons waakt kasteel Bourscheid, welke morgen op het programma staat. Net als Vianden, het stadje aan de Duitse grens.

Château Bourscheid ligt alles behalve centraal. Om er te komen moet het nodige klimwerk verricht worden. Logisch dacht men vroeger, want dan maken we het de vijand een stuk ingewikkelder. Dat men toen niet kon voorspellen dat het naderhand een toeristisch trekpleister zou worden, waar zeker ’s zomers de nodige mensen op af komen, die het klimwerk minder handig vinden, neem ik ze niet kwalijk.

Verder hebben ze binnen de burchtmuren wel over een aantal zaken goed nagedacht. S-vormige trappen, zodat de vijand moeilijk te paard naar boven kon, of de 33meter diepe put, die ook als ontsnappingsroute diende. Verdikte muren aan de aanvalszijde en nog een aantal van die leuke weetjes die je zonder audiogids nooit zelf had gevonden.

De afdaling na het dorp Bourscheid brengt ons terug bij de Sûre en via de nodige haarspelden klauteren we opnieuw het dal uit. Van boven overzien we het dal, met daarachter stukken bos, kale landbouwvelden en weides met felgeel koolzaad. In Hoscheid nuttigen we een lunche. Juist wanneer wij binnen aan een warme kom soep zitten valt buiten het weer in de soep. Dikke druppels slaan stuk op de tafeltjes van het verlaten terras. Opgewarmd en wel stappen we weer op de fiets als de zon terug is, om zo onze koers richting Vianden voort te zetten. Een vlugge afdaling ontneemt ons, met al haar bochten het uitzicht op de bossen, maar even later mogen we daar tijdens het nodige klimwerk toch nog van genieten. Moeizaam maken we meters met vogels op de achtergrond.

Vianden bereiken we via de Noord-West zijde. Dit is toeval, maar het zorgt ervoor dat we van bovenaf een prachtig zicht krijgen op Château Vianden, met daar omheen het dorpje wat zich schitterend aftekend door de tal van leistenen belegde daken. We stoppen even.

We blijven een dag langer in het stadje. Dit te meer om de Burcht van binnen te zien en omdat het stadje de moeite waard is om een dagje rond te hangen. Boulangerie’s voorzien ons van chocolade croissantjes, cafeetjes van een kop warme thee en een pilsje. En de camping van één aangename en één ijskoude nacht. Voldaan stappen we zaterdagochtend weer op de fiets. Ditmaal volgen we rivier de Oer. Slingerend langs het water gaan we Noordwaarts. Begroeide heuvels en klaterende beekjes passerend. En boven ons, daar is de zon. Mijn grote vriend! Hij maakt deze trip compleet.

Paul