Agadir – Marrakech, 311 km.

Dag 1 & 2. Agadir.
‘Uw vlucht is geannuleerd, want er is geen ruimte meer voor uw fiets’. ‘Uw fiets voldoet niet aan de verpakkingsnormen’. Gelukkig blijven deze vervelende verhalen slechts ervaringen van andere fietsreizigers die met Ryanair vlogen. Onze fietsen en ook wij kunnen zonder problemen mee. Als de bagage zijn weg heeft gevonden zoeken wij de paspoortcontrole. “De naam van onze zoon staat verkeerd op het ticket”, hoor ik een vrouw achter mij gillen terwijl wij voor de beveiligingspoortjes wachten. Haar man staat al aan de andere kant te wachten. Yvette en ik kijken elkaar aan en lopen met een gerust hart richting de gate. “Zo de laatste controle, zeg ik tegen Yvette. Als ze ons daar niet uitpikken kan onze reis beginnen.”
Op Agadir airport wapperen de 7 Marokkaanse vlaggen, die de aankomst bevestigen. De temperatuur voelt mild en aangenaam. Het is inmiddels zes uur Marokkaanse tijd en dat is een uur eerder dan in Nederland. De vlucht verliep vrij soepel met enige turbulentie, als ik toch een nadeel mag noemen; we konden helaas niet naast elkaar zitten en zelfs niet bij elkaar in de buurt.

Terwijl we wachten op een stempel in ons paspoort gluren onze ogen richting de bagageband. “Zouden onze fietsen nog heel zijn”, vraagt Yvette bezorgt. “Ik hoop dat ze er zijn”, antwoord ik niet heel geruststellend maar toch met een glimlach. We worden snel uit onze twijfel verlost. Met enkele Dirhams aan cash op zak verlaten we de luchthaven.
Buiten worden we overvallen met het woordje; “taxi, taxi.” Het afspreken van een prijs of de zorg of de fietsen meekunnen wordt onmiddellijk door een ’taxibemiddelaar’ op zich genomen. “Hij rijdt toch wel voorzichtig met die fietsen op het dak” roep ik bezorgt tegen onze bemiddelaar terwijl een groep van zeven Marokkanen de fietsen op het dak knoopt. “Maak je niet druk, hij is een goede chauffeur.” We kijken elkaar aan, maar met enige zorg draaien we ons weer naar de dunne touwtjes die onze fietsen op het dak van de vijfentwintig jaar oude Mercedes moeten houden. “Gelukkig is Allah dicht bij ons.” De rit verloopt, zeker naar Marokkaanse begrippen soepel. Naar onze maatstaven betitelen we dit rijgedrag als roekeloos. De tweebaans autoweg wordt, als dat zo uitkomt ook als driebaans weg gebruikt. Rijden zonder licht is hier zowel voor automobilisten als voor fietsers in het donker toegestaan. En als iemand je afsnijdt dan ga je spiegel aan spiegel rijden om elkaar eens diep in de ogen te kijken.
Ondanks alle nieuwe verkeerservaringen komen we veilig bij ons hotel aan en blijkt onze kamer zeer netjes en groot te zijn. Zelfs de fietsen kunnen zonder problemen mee naar binnen. Vermoeit laten we ons op bed vallen. De fietsen en de bagage blijven voor wat het is. We hebben honger en vooral dorst. Van de receptionist horen we dat de dichtstbijzijnde winkel over een kwartiertje sluit. “Maybe you want a small taxi.” “A small taxi”, vraagt Yvette. Nu wordt ons pas duidelijk dat ‘a big taxi’, die we vroegen op het vliegveld een normale personenauto qua formaat is en niet een taxibusje zoals wij dat kennen. Er zijn ook nog kleine, oranje autootjes die als ‘small taxi’ figureren. Enigszins opgefrist nemen we plek in het restaurant. Beide bestellen we een pastagerecht en een grote fles water. Terug op de hotelkamer worden we opnieuw verwelkomd, maar dit keer door een kakkerlak. De rest van de avond hupt Yvette door de kamer met haar ogen naar de grond gericht.

Met knipperende ogen trek ik ’s ochtends het gordijn open. “Wat een zon, roept Paul opgetogen. En we hebben uitzicht op zee!” Dat hadden we de avond ervoor nog niet opgemerkt. Al gauw zitten we aan het ontbijt met verse jus en mierzoete muntthee. We besluiten daarna de fietsen klaar te maken en op zoek te gaan naar proviand. Na een kwartiertje hebben we een mega-supermarkt gevonden. ‘Marjan’ genoemd. We worden vriendelijk verwezen naar de ‘fietsparkeerplaats’ achter op het terrein. Deze wordt bewaakt voor slechts twintig Dhiram per fiets (= €0,20). We vinden alles wat we denken nodig te hebben; lekkere broodjes, een groot scala aan verse groenten voor de pasta, koekjes en veel water en sapjes. Zelfs allerlei soorten la-vache-quiri: Hollandse, met olijvensmaak, noem maar op. Eenmaal terug in het hotel kijken we elkaar aan en denken hetzelfde, ‘laat de vakantie maar beginnen!’
s’Middags maken we een lange wandeling over het strand en zoeken de weg naar het centrum. Meerdere keren knopen mannen een praatje met ons aan, uiteindelijk telkens met het doel ons iets aan te bieden van koopwaar. Van olijfolie, tot stenen en later wiet en op het eind van de dag zelfs een kamelenrit. We bezoeken het vogelpark, een vrij te bezoeken kinderboerderij/dierentuin. Het is er gezellig druk waar vooral veel lokale bevolking met de kinderen de middag doorbrengt. ’s Avonds leggen we de kaart op tafel, want morgen begint onze fietstocht richting het bergachtige binnenland.

Invalid Displayed Gallery

Dag 3. Squirate 62km.
Na een goed ontbijt stappen we de fiets op. Onze fietsreis gaat nu echt beginnen! We halen eerst nog wat brood en tanken wat benzine voor de brander om te kunnen koken. “For bike”, roept de pomp bediende. “Nee voor te koken”, antwoord ik. Hij lacht maar lijkt er niets van te begrijpen. “Spagetti, couscous”, begin ik op te noemen. “Ah…” Met volle tassen beginnen we aan de chaotische tocht om de stad uit te komen. Het drukke verkeer, een mix van vrachtwagens, bussen, auto’s, brommers, tuktuks en ezeltjes met hun vracht proberen elkaar allemaal te passeren op de tweebaansweg. Veel getoeter, stof- en roethappen later, hebben we al veel bijzondere maar leuke gebeurtenissen gezien. Het is aardig ploeteren, want we fietsen met vals plat naar boven. Een plaspauze blijkt een opgave, want waar kun je naar het toilet zonder dat een Arabier je ziet. Inmiddels weten we dat dit kan bij grote winkels en tankstations, met nogal wisselend sanitair. Van zit- tot hurktoilet, en met of zonder kraan. De eerste fietsdag pauzeren we langs de kant van de weg. We krijgen als West-Europeaan op de fiets veel aandacht. Ondanks dat is het niet vervelend. Mensen begroeten ons vriendelijk. Soms met ‘Salam’ meestal met ‘bonjour’. Als we in de namiddag een cola bestellen bij een truckerscafé moeten we even bijkomen. Het is warm, met 24 graden en volle zon hebben we een aardige rode boei gekregen. Mannen en vrouwen zitten apart. De meeste mannen zijn gekleed in hum werkkloffie terwijl de vrouwen kleurrijke djallaba’s dragen.
Tegen vijf uur zoeken we een slaapplek, op de kaart staan weinig dorpen aangegeven, maar in werkelijkheid blijkt er een aaneenschakeling van kleine gehuchtjes te zijn. Daartussen zijn landbouwvelden afgezet met prikkelstruiken hagen. Overal lopen, fietsen of zitten mensen waardoor het moeilijk is een afgelegen plekje te vinden. Iets verderop komen we een veld tegen met enkele boompjes met een soort van oprijstrook. We moeten er anderhalve meter stijl voor omlaag, maar al gauw verschuilen we ons achter een boom. We lopen een paar honderd meter verder. Het is een drukke weg en met onze knalrode tassen hebben we niet de illusie dat we niet gezien worden. Gespannen wachten we af of er iets gebeurd. “Zullen we eerst gaan koken. Als we dan nog niemand gezien hebben zetten we bij schemering de tent op”, zegt Yvette. Niet veel later komt er een herder met zijn geiten het land op. Maar in plaats van ons aan te spreken loopt hij gewoon verder naar een aangrenzend land terwijl hij ons groet. Tijdens het eten zien we een (wilde) hond aan komen rennen. Wanneer hij ons ziet staat hij stil en rent vervolgens om ons heen om zich bij zijn roedel met kleintjes te voegen die vrolijk op ons afrennen. We zetten ons schrap, maar ze lopen langs ons heen. “We zijn niet interessant”, beamen we beide. Bij schemering zetten we gauw de tent op, terwijl we alert blijven voor schorpioenen, slangen en honden. Eenmaal in de tent ontspannen we wat. Het is zeven uur ’s avonds, pikkedonker en de benen krijgen rust. Met 2 elektrische waxinelichtjes hebben we net voldoende licht om ons ding te doen, zonder dat we zichtbaar zijn voor het voorbijrazende verkeer. “Wat een spannende eerste dag”, zegt Yvette nog wat beduusd. Ik lach. “Je hebt gelijk. Het wordt snel koud in de tent. Met het avondgebed en blaffende honden op de achtergrond vallen we onrustig in slaap.

 

Dag 4. Ouled Berhil 68km.
’s Nachts zijn we een aantal keer wakker geweest van blaffende honden, maar vooral door de kou. De donsjas ging aan om het goed warm te krijgen. ’s Ochtends werden we gewekt door het ochtendgebed. Van verschillende kanten hoorden we gezang. Bij zonsopkomst komen we de tent uit en het is maar net 5 graden. Met koude handen eten we brood, pakken we de boel in en vertrekken richting het Oosten. Inmiddels heeft de zon zijn werk al iets kunnen doen en is het 10 graden. Gisteren zijn we er zonder zadelpijn vanaf gekomen, vanochtend voelen we echter de zitbeenknobbels. “Die sinaasappel velden blijven maar aanhouden”, roep ik naar Yvette. Ook vandaag volgen we de N-10. Inmiddels hebben we geleerd dat auto’s zich aankondigen door een kort getoeter. Vrachtwagens en taxi’s idem, alleen mag je bij de laatste twee verwachten dat ze geen vaart zullen minderen als er een tegenligger aankomt. We worden letterlijk, en vooral door de vrachtwagens de berm in getoeterd. We zijn ook deze reis dus erg blij met ons spiegeltje zodat we kunnen zien wanneer er ‘gebluft’ wordt, om zo nog net op tijd de berm in te schieten. Degene die achterop fietst moet de voorste waarschuwen, omdat we dicht op elkaar fietsen en alleen de ander in ons spiegeltje zien. Het fietsen is vandaag wat eentonig. We fietsen kilometers lang langs mandarijnenvelden, beschermd door hoge muren of opgestapelde prikkelstruiken. In de verte zien we de bergen die door al het zand in de lucht nogal heiig ogen. Rond elf uur passeren we een klein stadje. Als we het ommuurde centrum binnenfietsen om een winkel te zoeken worden we verrast door een complete chaos. Kruideniers, slagers, metaalbewerkers, eigenlijk iedereen werkt op straat. Er wordt gehandeld en geschreeuwd. Gefietst, gelopen, gereden en gekoetsierd met ezeltjes. Vanuit een terrasje observeren we de chaos. Het krioelt er van de mensen en opeens begrijp ik hoe een mier zich voelt in een overvol mierennest. Onder het genot van een kop thee aanschouwen we het onoverzichtelijke leven. Na een halfuurtje hebben we er genoeg van. We zoeken, door alle smalle en overvolle straatjes een weg naar buiten. “Mijn dank gaat uit naar de Garmin”, roep ik naar Yvette.
Onze knieën beginnen wat op te spelen, maar dat zal over een paar dagen wel over gaan. Het is weer wennen om met bagage te fietsen. Na zo’n 65 km gestaag klimmen komen we in een dorpje, wat meer op een klein stadje lijkt. We vinden een hotel met een tweepersoonsbed, toilet en warm water. De 300 gevraagde Dirham worden er 200 (€20,-). De douche werkt niet helemaal naar behoren, of men moet het prettig vinden dat het water weglekt via de slang en niet meer uit de douchekop komt. Als na 2 minuten de waterbak overloopt, is het tijd om de kraan dicht te draaien.

Dag 5. Tizi-nTest 43km.
We worden om half zes gewekt door het ochtendgebed, maar dat is ook niet vreemd want ons hotel ligt naast de moskee. Om zes uur begint het volgende gebed en na het derde, om half zeven zijn we klaarwakker. Na wat reserve proviand ingekocht te hebben beginnen we aan onze dag die grotendeels bestaat uit klimmen. Als we het stadje achter ons laten wordt het snel rustiger. Er is minder verkeer en de sinaasappelteelt neemt af. Er is ruimte voor natuur. Stekelige bomen, met hier en daar een palmboom sieren het grauwe woestijnlandschap. Na tien km komen we aan bij de afslag die rechts richting Aoulouz gaat maar die wij rechtdoor nemen richting de Tizi-n-test pas. Voor ons doemt een enorme muur van rotspartijen op. “Het lijkt wel of we dadelijk niet meer verder kunnen”, roep ik naar Yvette. De rechte asfaltweg zal binnen enkele km veranderen in een parcours van haarspeldbochten. Het wordt alsmaar stiller en stiller. De stank van voorbij razende dieselmotoren wordt vervangen door frisse berglucht. Als de eerste haarspeld zich aankondigt stoppen we om ons lichaam te voorzien van nieuwe energie. Onze motor draait op zoete broodjes, bananen en Cola.
We bevinden ons op 600 m hoogte en klimmen in 36 km naar 2100 m. “Het zal wel eens een dagtaak kunnen worden”, zeg ik tegen Yvette. Ze lacht en beseft net als ik dat er een zware dag voor ons ligt. We klimmen in een rustig tempo omhoog en laten bocht na bocht achter ons. De omgeving is prachtig. Ver beneden in het dal ligt een dorpje waar de toren van de moskee statig bovenuit steekt. Her en der drijft een herder zijn geiten over het ruwe terrein. “Pas op, roept Yvette. Auto van voren.” Enigszins gespannen zoeken we de berm op. Het gaat hier steil omlaag, zo’n 200 m en dat zonder vangrail of andere bescherming. Niet kijken dus…
We verslijten haarspeld naar haarspeld. De adembenemende plaatjes worden als maar mooier. Ver boven ons zien we de smalle lap asfalt een weg naar boven zoeken. Het klimmen gaat goed. De omgeving is zo mooi dat het afzien niet opweegt tegenover alle schitterende uitzichten. De 200 m diepe dalen zijn verdubbeld en vormen bruin rode kloven van 500 m. We pauzeren elke 5 km om ons lichaam te voorzien van nieuwe brandstof. Water drinken we als een paard. Tijdens de klim voorzien we ons, bij het enige dorpje wat wel naast de weg ligt van nieuw water. Eenmaal de 1500 m gepasseerd worden we vermoeid. “Nog 600 meter te gaan”, zeg ik aanmoedigend maar twijfel zelf of we het halen voor het donker. Om zes uur begint het hier te schemeren en om half zeven is het pikkedonker. We proppen nieuwe energie naar binnen en klimmen verder. De haarspeldbochten volgen elkaar in rap tempo op wat er voor zorgt dat we snel hoogtemeters maken. Om half vijf staan we voor een dilemma. “Klimmen we verder of zoeken we een plekje voor de tent?” Het besluit is snel gemaakt als we boven op een heuveltje een vlak en redelijk beschut stukje vinden. Met vermoeide benen sjouwen we alle tassen omhoog. We krijgen het er warm van maar binnen een uur is het ijskoud buiten. Terwijl onze spaghetti kookt zetten we de tent op met het minimale licht wat er nog is. Om half zeven is het donker en ijskoud. De wind rukt aan ons tentje alsof hij het er niet mee eens is dat we hier staan. “Hier staan we dan, zeg ik tegen Yvette. Op 2000 m hoogte, muisstil en waterkoud.” We duiken de tent in, trekken onze warmste kleren aan en kruipen in de slaapzak. Brr… Maar een waanzinnig mooi dag.

Dag 6. Ouirgane 74km.
“Brr wat is het koud”, kreunt Yvette. “Ja inderdaad”, beaam ik. Beide hebben we geen zin om de slaapzak uit te komen. Buiten waait het nog steeds en ik ben benieuwd of het in ons voordeel is. Een uurtje later dan normaal en met de eerste zonnestralen over de bergrug staan we op. “Jeetje wat een nacht.” Yvette voelt zich stijf en gebroken na 13 uur koud op een matje gelegen te hebben. Als we de tent hebben afgebroken en onze tassen weer op de fiets hebben geknoopt beginnen we aan het laatste stukje van de 2100 meter hoge bergpas. Net als gisteren komen we diverse kleine cafeetjes tegen en de wet van vraag en aanbod lijkt hier niet te gelden. Overal roken de stoofpotjes met Tajine (een gerecht van vlees, aardappel en verschillende groenten). “Dat wil ik vandaag wel eens proberen”, roep ik naar Yvette.
Na 3 km zwoegen staan we op het hoogste punt. Het ochtendlicht kleurt schitterend op de omhoogrijzende bergketen. Ruw gesteente in diverse aardse kleuren wisselen elkaar af. Het is werkelijk een plaatje. Terwijl de wind een weg door de smalle pas zoekt pakken wij ons dik in voor de afdaling. Yvette trekt bij iedere stop een laag extra kleren aan, totdat ze met 6 lagen, de muts op en de handschoenen aan niets extra’s meer aan kan trekken. De afdalingen zijn prachtig mooi. Er strekt een weidse vallei voor ons uit, met verschillende bergdorpjes. Helemaal beneden vindt een klein riviertje zijn weg, dit is goed te zien aan de groene strook eromheen. We genieten volop. Wanneer we verschillende dorpjes doorkomen, fietsen soms enkele jongens een stuk mee. Meisjes zien we amper op straat. De jongens proberen ons in te halen, een jongen propt zich zelfs tussen ons in en gaat daarna hard op de rem. Hij blijft vragen om een bonbon. We doen alsof we het niet begrijpen, we hebben overigens ook geen bonbons in onze fietstassen zitten, en later haakt de jongen af. Stoppen voor een boterham doen we dan ook maar buiten de dorpen.
Eenmaal in een groter dorp vullen we onze voorraad water en fruit aan. We bestellen een cola bij een restaurantje en Paul gaat voor een Tajine. Er lopen een boel katten rond, de meeste zijn kittens en ze zien er niet al te best uit. De eigenaar jaagt ze tevergeefs diverse keren van zijn terras af. Een oudere vrouw komt bij Yvette om een paar Dirham vragen. Tegen vier uur wordt het weer spannend waar we die avond kunnen slapen. We besluiten er nog een paar km de vaart in te zetten, op de kaart staat een camping aangegeven die we uiteindelijk niet vinden. Wel een bed&breakfast waar we besluiten te blijven voor de nacht. De kamer is knus ingericht. Binnen is het kouder dan buiten. Vandaag is het niet boven de tien graden uitgekomen. We koken buiten en proberen ons daarna te douchen. De geiser is voor ons aangezet. Na een halve minuut gloeiend heet water komt er alleen nog koud water uit de kraan. Yvette staat te klappertanden in de badkamer. We hebben nog niet veel geluk gehad met douche, het blijft vaak bij snel wassen. Even luxe de haren uitwassen met shampoo en conditioner is er niet bij. Maar dat kon sowieso al niet, die waren we vergeten in het eerste hotel.. Wel is het fijn deze avond licht te hebben na zeven uur ’s avonds. Tegen de kou proberen we ons te kleden en met onze slaapzakken op de bank kunnen we nog wat rommelen voor het slapen gaan.

Dag 7. Marrakech 64km.
We hebben goed geslapen en zelfs een warme nacht achter de rug. De B&B is inclusief ontbijt en daar profiteren we van. Op het buiten terras ontmoeten we een Engelse paraglider. Hij zwerft in zijn eentje door Marokko opzoek naar hoge bergen. Het is prettig om even met een Westerling te spreken. Eenmaal op de fiets worden we verrast door een klim. Hij is niet steil maar een einde komt bocht na bocht niet in zicht. Inwendig mopperen we een beetje omdat de weg volgens de kaart omlaag zou gaan. In ons spiegeltje zien we de hoge bergen achter ons kleiner en kleiner worden. We fietsen door een grof, stenig landschap met meer begroeing. Als we het plaatsje Asni bereiken worden we van onze klim verlost. We suizen omlaag en zien tot onze verbazing twee andere fietsers. “Hey, where are you from”, roept de tegenligger. We komen aan de praat en hun blijken uit Istanbul te komen. Als ze vertellen over hun winkel blijken ze collega’s te zijn van Eric Schuijt. Ze runnen Bisiklet Gezgini, het tweede filiaal van de vakantiefietser in Amsterdam. De ontmoeting is gezellig, na het uitwisselen van enkele tips over de route, gaan we ieder weer onze eigen weg. Rechts van de weg zien we de omheinde binnenstad van Asni. Als we stoppen voor een foto worden we overspoeld met verkopers. “Look my friend.” ‘Nee bedankt’, is niet voldoende om hen weg te krijgen. We gaan er niet op in maar hun opdringerige aanwezigheid is niet prettig. We vervolgen onze weg richting Marrakech. De stenen bewegwijzering geeft nog zo’n 40km aan. Overal naast de weg bevestigen de Coca Cola borden de kleine restaurantjes. Ook hier is meer aanbod dan vraag. Weer gaat de weg omhoog. Dit keer is de omgeving schitterend. De weg kronkelt door een smalle Gorge omhoog richting een klein zanddorpje. Voor ons, boven op de heuvel zien we een bruin dal. Onze neus wordt pijnlijk geprikkeld door de opstijgende smoglaag die Marrakech bedekt. We kijken elkaar aan maar moeten eerlijk bekennen dat we liever terug de bergen intrekken nu de bruine damp ons naderd. De resterende km naar Marrakech zijn eentonig. De natuur is volledig verdwenen. Stinkend verkeer tekent het straatbeeld. Na dertig km naderen we de bruinrode stadsmuur van Marrakech. Binnen de muren krioelt het van de mensen. Auto’s rijden bumper aan bumper. Onze neuzen bloeden een beetje van al het roet. Auto’s, vrachtwagens, koetsen met dubbelspan, alles rijdt door elkaar en het lijkt een wonder dat er geen ongelukken gebeuren. “Laten we opzoek gaan naar een hotel.” We stinken, we hebben behoefte aan een douche die wel warm water geeft en zien uit naar een iets Westerse omgeving. Welkom Marrakech!

Dag 8 & 9. Rust in Marrakech.
Zoals meestal komt de naam ‘rust’dag niet helemaal tot zijn recht. Buiten het feit dat we weer heerlijk in een bed kunnen liggen, we opstaan met een ontbijtje en een warme douche ‘moet’ er meestal het èèn en ander gebeuren. Onze dag begint met een heerlijk Marrokaans ontbijt, bestaande uit zoete broodjes en een glaasje verse jus. Daarna staat, in verband met de minimale en zeker niet optimale droogomstandigheden, de was van de afgelopen week op het programma. Het tergend lange kneed- en spoeltraject gebeurt in de badkuip, gevolgd door een langdurig uitwringproces om de was, in zekere zin, binnen twee dagen droog te krijgen op onze hotelkamer zonder buitenraam of doorwaai mogelijkheden. Na de wastaak volgt het ‘bijhouden van de blog’ taak. Opzicht is het altijd erg leuk om een verhaal te schrijven, zeker nu dat we een smartphone van Bobby mogen lenen. (Dank hiervoor!) Maar voor het uploaden van de foto’s zijn we nog steeds gebonden aan een internet cafè. Tegen het einde van de ochtend nemen we plek achter het plakkende toetsenbord van de met computers gevulde internetkelder. Anderhalf uur zien we procentsgewijs, èèn voor èèn de foto’s online verschijnen. “Wat zijn die pc’s toch altijd traag”, zegt Paul ongeduldig tegen mij. Eenmaal alles online breekt er een moment van rust aan. Een halve ‘rust’dag zit erop. Tijdens de tocht naar China moesten op die zelfde ‘rust’dag ook nog de fietsen gecontroleerd worden, gezocht worden naar postkantoren of mogelijkheden om naar huis te bellen. Onze rustdag kan gelukkig beginnen.

Aan het grote plein, Place Jemaā El Fńa genoemd nemen we plek op het dakterras van een restaurantje. We genieten van de krioelende mensenmassa beneden ons en eten een lunch. Vanuit het dak aanschouwen we de jongleurs, turners die van allerlei kunsten vertonen, slangen fluiters en Marokkanen die met apen of roofvogels hun brood verdienen. Na de lunch zwerven we door de smalle soeks en bezichtigen enkele parken. Vermoeid van alle indrukken vallen we rond half vier op bed. Het is nog 2’5uur licht en ook die tijd willen we nuttig benutten. Helaas leidt de geplande wandeling richting het paleis tot een verdwaling. Om deze als nog te bezichtigen pakken we de volgende dag de toeristische tourbus. Door deze rondrit komen we opeens veel meer van de stad te weten dan we ooit lopend gezien zouden hebben. “Zo duf is deze toeristenattractie dus niet.” Van alle hoogtepunten bezichtigen we de twee mooiste parken; de La Menara, dat met zijn mooie ligging een schitterend uitzicht biedt op de Hoge Atlas en de Jardin Majorelle dat door zijn diepblauwe kleuren een mooi contrast geeft op de bloemen en plantenfauna. Al met al heeft deze tour er voor gezorgd dat we Marrakech met een voldaan gevoel kunnen afsluiten. Morgen trekken we met onze fietsen weer de bergen in. Opnieuw naar het echte Marrokaanse leven.