Marrakech – Quarzazate, 248 km.

Dag 10. Sidi Rahhal. 63 km.

Om zes uur word ik weer wakker van het ochtendgebed. Daarna van ritmische geluiden van de bovenburen, een mug etc. De hoogste tijd om op te staan! Klaar voor vertrek verschijnen we om 8uur bij het ontbijt. Weemoedig gaat de deur van de hotelkamer op slot. Dag warm bed, dag verwarming en dag ligbad. Op naar nieuw avontuur. En dat krijgen we al gauw met onze zoektocht naar de supermarkt. Paul komt bijna onder een taxi. Er geldt nog altijd het recht van de sterkste, als fietser sta je bijna onderaan de verkeersketen. Voordat we de stad goed en wel uit zijn hebben we al 20 km op de teller. Met iedere kilometer daarna lijkt er schonere lucht te komen. We zien de bergen weer dichterbij komen en het fietsen gaat vlot. De mensen zwaaien en lachen, een goede nieuwe start. De kinderen gaan ook hier weer naar school. In hun middagpauze fietsen er heel wat jongelui achter ons aan. Rond half 2 komen we bij een net dorpje aan waar we wat willen drinken. Uiteindelijk eten we ook nog een Tajine en zitten we 2 uur lang met de kaart op tafel. ‘Is dit wel de mooiste route?’ en ‘Wat als we de route omgooien?’ zijn vragen die we onszelf stellen. We hebben de keuze voor morgen bewaard. Aangezien er geen slaapgelegenheid is fietsen we verder en gaan op zoek naar een plekje om te kamperen. We slaan rechtsaf de heuvels in. De omgeving verandert vrijwel direct in puur natuur. We zien veel herders met hun geiten over de glooiende heuvels lopen, een ineengezakte dode ezel met honden eromheen naast de weg en uiteindelijk ziet Paul een geschikt plekje. Ik blijf het erg spannend vinden maar Paul haalt me over. We lopen gauw met de fietsen via een gravelpad naar beneden tussen een rij bomen. Voor de herders zijn we zichtbaar, maar eenmaal beneden zien wij niemand meer. Eenmaal lopen twee mannen dichtbij, we weten niet of ze ons gezien hebben. We zetten de tent op en terwijl de zon achter de berg zakt pruttelt onze maaltijd warm. We horen die avond een roedel honden hun gezang inzetten en van verschillende kanten horen we de oproepen voor het avondgebed. Voor het eerst lig ik met een beter gevoel in de tent, al blijft het spannend wat de avond ons brengt.

Dag 11. Demnate 50 km.

Langzaam reiken de eerste zonnenstralen over de berghelling als we ontbijten voor ons tentje. “Ik kreeg het rond vier uur toch frisser in de slaapzak”, zeg ik tegen Yvette. Ze knikt, “maar ik heb het nu ook nog niet echt warm.” Inmiddels reikt de zon al hoger aan de hemel als we onze kampeerplek verlaten en krijgen we het warm bij het omhoogduwen van de fietsen. We slingeren omlaag richting de hoofdweg. De dode ezel naast de kant van de weg is bijna volledig opgepeuzelt door de wilde honden. We zetten onze koers oostwaarts. Rechts van ons bevindt zich de hoge Atlas. Links kijken we uit over grasweides die van ver, vol groen kleuren, maar in werkelijk maar dun bezaait zijn. Het terrein golft licht. Een rustig briesje in de rug helpt ons om net boven de 20km per uur te fietsen. Zo nu en dan passeren we een klein dorpje. Boodschappen hebben we voldoende en pauzeren doen we ook het liefst buiten de dorpjes om zo minder aandacht te krijgen. Het leven ziet er armmoedig uit en het lijkt een hard bestaan. Tijdens onze tweede pauze komen we terug op onze geplande route. “Zullen we toch meer de bergen intrekken?” We slaan de kaart uit en bekijken verschillende opties. Dat het een beetje eentonig wordt met de landbouw en de aaneen geschakelde dorpjes langs de ‘hoofd’weg is duidelijk. Na het grof berekenen van een nieuwe route door de bergen, fietsen we verder. “Laten we ons even de tijd geven om alle voor- en nadelen tegen elkaar af te wegen”, beamen we beide.

We kachelen verder. Een herder, gekleed in een vaal, halflang gewaad met een soort puntmuts begroet ons vriendelijk. “Bonjour madame, bonjour monsieur” “Vriendelijk zijn ze bijna allemaal hè”, roep ik naar Yvette. Langzaam naderen we Demnate. We willen daar een hotel nemen en ons voorbereiden om dieper de Atlas in te trekken. Soms daalt de weg af richting een droge rivierbedding en moeten we aan de andere kant steil klimmen om er weer uit te komen. Bruggen zijn er wel maar ze zijn smal en zweven niet ver boven de rivier. Net als gisteren zien we vanuit de rivieren irrigatiekanalen richting de olijvenplantages. Olijven domineren hier elk vlak stukje aarde. De olijven lijken ook een prima werkgelegenheid op te leveren. Als we Demnate binnenfietsen hakken we de knoop door. Van te voren maken we nog een dagplanning om beter inzicht te krijgen over het traject door het gebergte en besluiten we onze route definitief om te gooien. Vanaf morgen kruipen we diep de Hoge Atlas in. Op naar meer natuurschoon. In Demnate vinden we snel een redelijk hotel. ‘Hotel Atlas.’ Nadat we ons gedoucht hebben trekken we eropuit om proviant in te slaan. “De energiewaarde moet hoog zijn want er wachten twee passen van boven de 2000m op ons.”

Dag 12. Tizi-n-outfi (2184m) 45km.

We staan op tijd op en kunnen om half 8 ontbijten. We lopen de keldertrap af naar het restaurant en komen in een grote, lege ruimte met 1 gedekte tafel in het midden. Als we de fiets opstappen klimmen we over de steile weg omhoog het stadje uit. We worden door vrijwel iedereen aangekeken en de jeugd lacht of giebelt. Als we het stadje achter ons laten wordt het rustig. We bevinden ons op circa 1000meter hoogte. Via een dennebos klauteren we naar een kloof. In het bos wordt met de hand hout gekapt, wonderbaarlijk wordt dit zware werk door vrouwen gedaan. Gestaag klimmen we naar 1600m, de klimmen worden steeds pittiger en zijn beduidend steiler dan de Tizi-n-Test. Achter ons opent zich een waanzinnig uitzicht. Aardse kleuren wisselen elkaar af, alleen de diepe dalen zijn groen. Eenmaal de 1600 meter gepasseerd blijken we flink af te dalen naar de rivier die we een tijd blijven volgen. Balen, nu zijn we onze hoogtemeters weer kwijt.. Langs de rivier zijn vele kleine dorpjes, het leven oogt hard, de vrouwen slaan de was schoon in de rivier. We passeren ezeltjes volgeladen met olijventakken en kinderen die zeer vrolijk met ons meerennen en alsmaar ‘Ca va’ roepen. De haarspeldbochten bij de dorpjes zijn zeer steil, met 3,5/4 km per uur zwoegen we ons naar boven. Gemiddeld stijgen we per km meer dan 100 meter. Hoe dieper we het gebergte intrekken hoe minder er gereageerd wordt op onze begroetingen, met name de vrouwen kijken weg. De laatste kilometers zijn zo zwaar dat we telkens net zo lang op adem moeten komen als dat we fietsen. Richting de top moeten we helaas meer lopen dan fietsen. De wind neemt ook in sterke mate toe, helaas niet in ons voordeel. De tijd begint te dringen. De zon zakt en we moeten op zoek naar een slaapplaats. Rond vieren bereiken we de top. Veertig kilometer lang hebben we ons naar boven geworsteld. We zijn op, de benen kunnen niet meer. We dalen een kort stuk, bij een moment bergop moeten we afstappen en toegeven dat het niet meer gaat. Om ons heen zien we nog geen geschikte slaapplaats. Het asfalt is op veel plekken verwoest door rotsblokken. We zien ook geen veilige plek om te gaan slapen. Na 5km doet zich een vlak stukje voor. We twijfelen niet en de tent vindt snel een plaats. Helaas zijn we goed zichtbaar, maar dat nemen we vandaag voor lief. We krijgen er op 2000meter wel een prachtig uitzicht voor terug.

Dag 13. Tizi n’fedrhate (2202m.) 51 km.

“Hè, daar zijn twee fietsers”, roep ik naar Yvette die druk in de weer is om de tent van binnen op te ruimen. We maken een kort praatje en geven de twee jonge Zwitsers een brood mee omdat ze geen ontbijt meer hebben. Boven ons trekt een donkere wolk het gebergte in. We maken ons een beetje zorgen of het wel verstandig is om door te fietsen. “Dadelijk slaat het weer om en komen we vast te zitten tussen de twee passen”, zegt Yvette. Wie is er een betere weerman dan de plaatselijke bevolking. Twee mannen weten ons het vertrouwen te geven dat er geen sneeuw op komst is. Tien kilometer golven we tussen de 2000- en 1800 meter. Een koude wind treitert ons door recht in ons gezicht te blazen. Dik ingepakt zakken we af en sluiten rond de 1600m aan op een smalle rivier. De stenenmassa om ons heen is enorm. We zijn klein in deze wereld, erg klein. Geplaagd door de wind fietsen we verder. Af en toe passeren we een ‘zand’ dorpje. Het leven moet hier nog zwaarder zijn dan in de dorpjes die we gisteren passeerde. Water is levensbehoefte nummer èèn, vandaar dat alle dorpjes zich naast de rivier hebben gevestigd. Ze lijken hun eigen levensonderhoud te creeren doormiddel van landbouw en veehouderij. In Toufrine laten we de ‘hoofd’rivier los en sluiten aan op een smalle zij-ader. Deze brengt ons, zowaar met enorm veel tegenwind richting de Fedrhate pass. De hoogte van de pas is ons onbekend en zweeft ergens tussen de twee- en de twee-en-een-half duizend meter. Met 5 á 6 km per uur zwoegen we omhoog. We zien af. De wind lijkt zich door de enorme trechter samen te persen. Langzaam wordt de wereld om ons heen weidser. Het hoogste punt lijkt in zicht. De asfaltweg minimaliseerd zich soms tot minder dan een meter breed. De rest is, wanneer er water stroomt, opgeslokt door een woeste rivier aan onze rechterkant. Bij het loslaten van de rivier spreekt een herder ons aan. We verstaan er weinig van maar dat lijkt de goede oude man niets uit te maken. Hij ratelt aan een stuk. ‘Tizi’, is het enigste wat we verstaan en dat betekent bergpass. Na zo’n 40 kilometer, waarvan 25 geklommen, bereiken we het hoogste punt. De wereld lijkt wel buitenaards, zo verlaten en stil is het, op de snijdende wind na. Trots knippen we een foto van de 2202m hoge bergpas. We zijn volledig ingepakt met dubbele lage kleding, maar dat is nu eenmaal de realiteit. De beloning komt als geroepen. Met snelheden dik boven de 40 km per uur dalen we af in de wereld van steen. De avond sluiten we af met een warm kampvuur voor ons tentje.

Dag 14. Quarzazate 39 km.

Wat s’ nachts begint met onschuldige regen verandert s’ ochtends in sneeuw. “Zullen we maar in de tent ontbijten”, zeg ik tegen Yvette. Buiten snijdt de wind koud langs de tent. Het weer is volledig omgeslagen. De pas achter ons is bedekt onder een dikke laag sneeuw. “Trek je handschoenen maar aan, het is echt ijzig koud!” We ontbijten snel en proppen de tent doorweekt in de tas. Op de fiets is het verschrikkelijk. De vlokjes sneeuw gaan over in een flinke sneeuwstorm. De wind speelt met ons alsof we een ballon zijn en de sneeuw slaat pijnlijk hard als hagel in ons gezicht. We dalen een paar kilometer af maar daarna gaat de route opnieuw omhoog. Het enige voordeel van klimmen is dat we het iets warmer krijgen. Als ik de Garmin aanzet zie ik dat we wederom rond de 2000m hoogte zitten. We maken ons zorgen om het weer en willen omlaag. Zo snel mogelijk! Een bulldozer passeerd om de omlaag gevallen brokstukken op te ruimen. Van de chauffeur vernemen we dat de weg snel omlaag gaat. Hij lijkt zich totaal geen zorgen te maken om de weersomstandigheden. Bocht na bocht kruipen we vooruit. Na zes km komt opnieuw het hoogste punt in zicht. Afdalen is voor het eerst een hel. Achter elke bocht slaat de wind verradelijk hard tegen ons in, het zicht is gering. Rechts van ons kijken we meters omlaag. De sneeuw verandert in hagel, dan weer in regen en vervolgens in dikke vlokken. Het dalen gaat moeizaam maar elke meter is er èèn. Voor ons doemt een hoogvlakte op en krijgt de wind nog meer vrijspel. We vechten om vooruit te komen. In de bergdorpjes is nauwelijk leven te bekennen en schuilen lijkt geen optie. “We moeten echt omlaag”, roep ik meer tegen mijzelf dan tegen Yvette die mij nauwelijks verstaat door al haar kledinglagen. De Atlas lijkt ons te killen, maar dan draait de afdaling windtechnisch in ons voordeel. Met 30 km per uur vliegen we omlaag. De uitgang lijkt in zicht. Achter ons is de wereld bedekt in akelig, donkergrijze wolken, voor ons is het een fractie lichter. Op de rechte weg maken we snel kilometers. De geplande afslag naar Sqoura loopt dwars door de onverharde hoogvlakte en is geen optie. We zetten onze zinnen op Quarzazate, zo’n 30 km verderop. Het enige wat we willen is een dak boven ons hoofd, waar doet er niet meer toe. Uiteindelijk kunnen we een voorbij rijdende jeep met achterbak stoppen en vragen we om een lift. “Het is goed geweest voor vandaag.” We hebben de Atlas gezien, gevoeld en op zijn puurst ervaren. De warme lucht uit de airco van de auto voelt hemels, de muziek aangenaam. Wat een dag. We lijken ternauwernood ontsnapt aan een sneeuwstorm. In Quarzazate boeken we voor twee nachten een hotel. We hebben een kamer met verwarming. We nemen een douche en gaan even plat voor enkele uren in een warm bed om bij te komen.