Donderdagochtend 10 januari. Rustdag in Wellington en oversteken naar het Zuider-Eiland. We staan vroeg op en herpakken alle tassen. Vandaag vertrekken we met de Ferry naar het Zuider-Eiland. Ik vind het heerlijk alles te ordenen. Nog een uur internet, skypen met het thuisfront en “off we go”. We fietsen nog even langs de New World voor een nieuwe voorraad lekkers en vertrekken naar de Ferry. Het waait nog steeds erg hard. Op de boot zijn vele plekken al bezet. We vinden een tafeltje met twee harde stoelen bij het cafetaria. Daar brengen we 3,5 uur door. Paul knipt buiten regelmatig mooie foto’s terwijl Yvette heel stil binnen aan het tafeltje blijft zitten. De boot schommelt stevig van links naar rechts en soms van voor naar achter. Iets wat haar maag van streek maakt. ’s Avonds rond de klok van 17.00u komen we aan in Picton. Het Zuider-Eiland! We fietsen nog een paar kilometer naar de dichtstbijzijnde camping. Daar koken we soep en eten belegde broodjes in het keukentje. Voordat we naar bed gaan maken we nog een wandeling naar de haven en drinken een biertje en een cola bij het café langs het water.

Invalid Displayed Gallery

Vrijdag 11 januari. Picton – Rai Valley , 70 km. De vogeltjes fluiten, er is weinig verkeer op de weg en we kijken uit over het blauwe water. Wij zijn op het Zuider-eiland! Volgens de locale bevolking zou het een warme dag worden. We besluiten voeg te vertrekken en zitten om half 8 op de fiets. De baaien bij Picton zijn prachtig. Met licht klim- en slingerwerk hebben we telkens prachtige views over ‘the sounds’ (zo noemen ze de bergen tussen al het zeewater). Het weer is goed, er staat weinig wind en het is een perfecte fietsdag. Rond de middag passeren we nog enkele kleine plaatsjes. Deze blijken niet eens een winkeltje te hebben, terwijl we dat wel verwacht hadden. Uiteindelijk vinden we in Rai Valley wat blikvoer, water en cola. Een kort praatje met een local, levert ons de tip op, dat we vlakbij op een campground de nacht gratis kunnen doorbrengen. En zo zitten we naast een riviertje te bibberen nadat we een dappere plons hebben genomen in het ijskoude water. Even later bereiden we ons avondeten op een klein kampvuurtje. In de tussentijd dat het water, met de spagetti, het kookpijl bereikt lees ik in mijn boek. Wat is het leven toch mooi. Niets dan fietsen en mooie dingen zien, eten en een slaapplek zoeken en dan genieten van de stille natuur terwijl je je slaapplek en avondmaal klaar maakt. Het is een mooie dag!

Zaterdag 12 januari. Rai Valley – Mapua, 81 km. Vanochtend staan we weer vroeg naast de tent. De wereld is nog bedekt in een dikke laag mist terwijl wij onze spullen inpakken. Het voelt fris, maar de zon komt al snel zodra we de pedalen rondpeddelen. We klimmen naar een hoogte van 250 meter. Langzaam prikt de zon door de mist en warmt ons en de aarde op. Eenmaal boven blaast de wind de laatste sluiermist weg en komt er plek voor blauwe lucht. Met een heldere hemel slingeren we omlaag richting de kust. Een warme zeebries komt ons tegemoet. De omgeving is groen. Naald- en loofbomen bedekken de bergen en helaas de bergen de zee. Het verwachte zee-uitzicht laat nog even op zich wachten. Pas nadat we de 400 meter grens over zijn en via een haarspeldbochtenweg naar het plaatsje Hira fietsten, krijgen we langzaam zicht over het blauwe water. Langzaam naderen we Nelson en wordt het verkeer drukker. In Nelson kopen we royaal boodschappen en genieten in het park van stokbrood met eiersalade en ander lekkers. Na een dutje in de schaduw van een palm kachelen we verder. Voor Yvette zijn het zware kilometers. De uitzichten langs de mooie kust gaan verloren door industrie en druk verkeer. Na 20 vermoeiende kilometers stranden we op een camping in Mapua, wel aan zee, maar nog niet de verwachte witte stranden…

Sandflies
Thuis hebben we er veel over gelezen uit reisverslagen van andere fietsers. Maar wat zijn het eigenlijk? Niet meer dan een klein vliegje. Je kunt het vergelijken met een fruitvliegje en niet groter dan 3 mm. Alleen bijten deze en laten ze een naar jeukend bultje achter. In dat opzicht heeft het iets weg van een muggebult. Alleen komen deze niet alleen..

Ook van locals en andere reizigers hadden we er al veel van gehoord. De kleine sandfly. Aggresief en alleen te vinden aan de Westkust. Vanaf Picton zijn we richting de Westkust gefietst en 2 dagen geleden maakte we langzaam kennis met het kleine onbeestje. Na een fietsdag tijdens het opzetten van de tent komen ze tevoorschijn. Vliegen rondom je heen en proberen een stukje onbedekt vlees te vinden. En dan, bijten ze. Met een nare jeuk als gevolg.

Naarmate we dichter bij de kust kwamen werden het er meer en meer.. Langzaam zoveel dat ze met 100e om je heen zwermen en allemaal op zoek naar dat onbedekte stukje lichaam. Tussen de binnen- en buitentent hoopte zich er velen op, in verband met de broeiende warmte tussen de tent. Deet, het tropenspul helpt redelijk, maar de 8 uur durende werking wordt verkleind naar 8 minuten. De enige bewapening is je bedekken met kleding of naar binnen gaan. Beide niet de fijnste optie als het buiten lekker zomers aanvoeld en zeker niet als je niet meer dan een klein tentje bij je hebt.
Ook koken kan voor ons niet anders dan buiten, in tegendeel tot de meeste campingburen met hun luxe campers.

We vroegen ons af waarom ze alleen hier zitten aan de Westkust. Dit antwoord kregen we van Terry. Een wijze man van rond de 50-60 jaar wonende met zijn vrouw Janet aan de kust. Het beestje broedt in snel stromende rivieren. De hoge Alpen die het midden van het land kent houden de wlken aan de Westkust tegen. Dit veroorzaakt veel meer regen in het Westen dan aan het Oostelijke deel. Met veel snelstromende riviertjes als gevolg. 1000e van deze kleine stroompjes, sommige klein, sommige breed en soms met de meest prachtige watervallen zijn dus de ideale plek voor dit rotbeestje. Het enige voordeel is dat ze met het minste of geringste zuchtje wind verdwijnen en na zonsondergang ook niet meer actief zijn. Voor de rest is het een ongemak in deze prachtige omgeving!

Paul

Zondag 13 januari. Mapua – Marahau, 45 km. Om kwart voor zeven worden we de tent uitgebrand. Eén voordeel is dat de tent al helemaal droog is en we de extra kilo’s condens niet mee hoeven te sjouwen. Vandaag hebben we een korte fietsdag. We fietsen naar Sandy-Beach om daar te genieten van de mooie kustlijn. Rond tienen zijn we in Nelson waar Yvette ons avondmaal bij elkaar zoekt in een supermarkt. Ze komt naar buiten met kip, noedels, wokgroenten en een zoetzure saus als dressing. We belanden al vroeg op een camping waar we wederom een hoofdprijs van $32 moeten betalen voor de nacht. Paul baalt een beetje van deze prijzen. Na het opbouwen van ons dagelijkse huisje wandelen we richting het Tasman National-Park. Eerder wilden we er met de fiets doorheen maar het Park is geheel afgesloten voor verkeer. Tot half zeven ’s avonds genieten we van de wandeling langs de prachtig kustlijn, bedekt met een oerwoud van palmvarens en ander groen. De kleurcontrasten zijn enorm. Het blauwe water tekent een goudgele kustlijn terwijl de groene palmen het einde van het strand aangeven. In totaal telt het park een oppervlakte van 22.550 hectare en zijn er wandelpaden voor meerdere aaneengesloten dagen. Wij lopen er slechts 11 tot 12 kilometer van en zien een beperkte schoonheid van het park. Drie keer komen we, op een van de vele ‘gouden’ baaien terecht waar we genieten van natuurschoon en rust. Daar maken we voor het eerst kennis met de Sandfly. Een klein bijtend vliegje waar we door vele reizigers voor gewaarschuwd zijn. Eenmaal terug bij de tent koken we ons prutje maar zijn we vanwege de regen in de tent gaan zitten om het op te eten. Op de camping is het druk en tijdens het douchen moet Yvette oppassen voor glurende kwajongens. De hemel kleurt nog steeds donker wat er voor zorgt dat we vroeg de tent in kruipen. Morgen zakken we af naar het binnenland om als volgt een traject door de heuvellandschap van de Tasman provincie te fietsen om uiteindelijk in Westport de mooie Westkust op te pakken.

Maandag 14 januari. Marahau – Tapawera, 70 km.  Vanochtend ziet de hemel nog steeds grijs als we de tent openen. Wolken sluipen langzaam tussen de bergen en er staat vrijwel geen wind. Maar niet getreurd, het is nog droog en dat konden we van afgelopen nacht niet zeggen. Voordat we vertrekken maken we nog een praatje met onze overburen. Zij komen ook uit Nederland en hebben veel gefietst. Voordat we de hoofdweg bereiken moeten we eerst 15 kilometer terug. We kiezen niet voor dezelfde kustroute maar besluiten de weg door het hevelland te nemen. Dit geeft toch het gevoel niet dezelfde weg terug te moeten fietsen. In Moturau kopen we voor de zekerheid onze boodschappen omdat de rest van de dorpen erg klein ingetekend zijn op onze kaart. Vanavond eten we broodje hamburger. Iets wat ik met Wouter onderweg naar China wekelijks op woensdag at. We koppelde het aan een avond met Duitse muziek en maakte er de ‘Duitse avond’ van. Later blijken hamburgers in dit deel van Nieuw Zeeland niet te bestaan en wordt het broodje gebakken ei. Wederom belanden we in een wereld van industrie. Gelukkig pakken we na enkele kilometers rivier de Motueka op, die ons mee leid door zijn groene vallei. Terwijl de rivier zachtjes naar beneden stroomt klimmen wij langzaam naar boven. Langzaam komen de bergen op elkaar af, begint de rivier harder te stromen en veranderd de weg in een slingerende steile lap asfalt. De rivier wringt zich in steeds meer bochten om naar beneden te komen terwijl wij als maar steiler naar boven klauteren. De dorpen die we passeren zijn klein en verlaten. Echt een toekomst lijkt er niet te zijn. Net voor Tapawera klimmen we nog eenmaal een bergrug over en krijgen ondanks de bewolking een mooi uitzicht. Gelukkig heeft dit dorpje wel een winkeltje maar helaas zonder hamburgers. Naast het winkeltje bezoeken we een klein historische museum . Dit geeft een beeld van de leefwijze zo’n honderd jaar geleden. We besluiten dat het welletjes is geweest en kiezen voor de camping in het dorp. Niet veel later, tijdens het opbouwen van onze tent begint het te regenen. Een goede keuze dus… De aanhoudende regen word erger en erger, maar gelukkig heeft deze camping een keuken met buitenterras.

Dinsdag 15 januari. Tapawera – Kawatiri, 50 km. Meerdere malen werd ik afgelopen nacht wakker van aanhoudende regen. Al dat water gaf mij het gevoel dat ik naar het toilet moest. Ik probeerde het zo lang mogelijk uit te stellen in de hoop dat ik bij de volgende keer als ik wakker schrok, het droog zou zijn. Maar helaas, na drie maal stond ik buiten in mijn onderbroek en windjas te rillen in de dikke druppels. Even wilde ik dat ik in een huisje verbleef. Het ergst van alles is nog wel, dat het ’s ochtends nog steeds regent. Tot acht uur wachten we met opstaan in de hoop dat het droog wordt. Uiteindelijk besluiten we toch maar te vertrekken. Yvette met plastic zakjes in haar schoenen en beide met onze regenjas onder de windjas tegen al het water. De binnentent moet eruit om ervoor te zorgen dat we aankomende nacht nog een droge plek te hebben. We eten in het keukentje van de camping. Yvette twijfelt nog even of we wel moeten gaan. Terwijl het water over de straten stroomt zeg ik dat het wel een keer droog zal worden. Nog geen tien kilometer verderop laten mijn Gore-tex schoenen mij al in de steek en wordt mijn hoop kleiner. Zeiknat komen we bij de afslag waar we wegnummer 6 oppakken richting Westport. De heldere stroompjes water, die normaal uitnodigen om erin te duiken zijn veranderd in een bruine modderstroom. Doorweekt beginnen we aan de lange klim die ons vandaag te wachten staat. We klimmen maarliefst 26 kilometer naar een hoogte van 632 meter. Terwijl het koude water mijn mouwen binnensluipt, krijg ook ik langzaam spijt dat we vertrokken zijn. Het houdt maar niet op. Dikke druppels blijven vallen terwijl het water zich een weg omlaag zoekt. Allemaal richting die ene, inmiddels volle rivier. Na een paar pittige haarspeldbochten bereiken we het hoogste punt. Misschien iets te enthousiast nemen we toch de moeite om even naar het uitzichtpunt te fietsen. Daar worden we geconfronteerd met een zee van grijze wolken. Eenmaal afgekoeld zetten we de afdaling in. Tot onze verbazing komen we nog een drietal fietsers tegen, die ik begroet met “you are crazy men” die terecht antwoorden “you to”! Van hen vernemen we dat er beneden een boeren backpakkers farm zou zijn. IJskoud openen we de deur van het huis. Er is niemand. Alleen een bordje met de tekst ‘please come in, make yourself at home’ laat blijken dat er overnachtingplekken zijn. Ongemakkelijk treuzelen we wat tijd weg in de hoop dat er iemand langs komt. Helaas, er komt niemand en we willen ook geen nacht slapen zonder op voorhand te weten wat de kosten zijn. We belanden acht kilometer verderop op een onbemande campground met als enigste faciliteit een dixi-toilet . Inmiddels is het bijna half vier en regent het al 24 uur aan een stuk. Locale bevolking zegt dat het laat in de middag droog zal worden en met dat vertrouwen bouwen we even later de tent op. Langzaam lijkt het te kloppen. De druppels worden kleiner en de lucht lichtgrijs in plaats van donker grijs. Ons avondmaal koken we tussen alle ongemakken van sandfly’s. We beginnen te begrijpen waar andere reizigers het over hebben. Toch eten we even later onze pastamaaltijd in de droge buitenlucht en wordt het een mooie avond. Helaas liep de hele fietsdag in het water.

Woensdag 16 januari. Kawatiri – Lyell, 70 km. Dit keer worden we gewekt door een claxon van een vrachtauto en besluiten maar meteen op te staan. Het is 7:00uur in de ochtend en vrijwel direct worden we getreiterd door sandfly’s. We vertrekken zo snel als kan en maken ons in de loop van de ochtend verder klaar. De temperatuur schommelt deze ochtend ergens rond de 8 graden. Langzaam trekken de wolken weg tussen de bergen en wordt het iets warmer. Het fietsen is niet al te zwaar en het terrein wordt minder heuvelig. Rond het middaguur bereiken we Murchicon waar we ons op een public toilet opfrissen en onze tanden poetsen. Eenmaal weg uit de bergen is het ook gedaan met de sandfly’s. Aangezien we in dit dorp ook een winkeltje tegenkomen besluiten we ook maar vast boodschappen te doen. We vullen de tassen met uien voor onze uiensoep, wortelen, aardappels, koekjes, chips, energierepen en drinken. Tegenover de winkel ligt een tearoom. We hoeven elkaar maar even aan te kijken en besluiten naar binnen te gaan. Even later zitten we met een kop kruidenthee en een walnotengebak op het terras. Het is tenslotte ook een soort van vakantie zeggen we lachend tegen elkaar. De rest van de middag fietsen we de overige vijfendertig kilometer tot aan de geplande camping. Het landschap doet ons erg denken aan de Ardenne. Maar dan met bergen in plaats van heuvels en wijdere dalen vol den- en loofbomen. En net als in de Belgische Ardenne  moeten we soms stevig trappen om boven te komen. Het lijkt wel toeval maar precies om 16:00u hebben we zeventig kilometer gefietst en staan we met onze neus voor de DOC camping (een gemeentelijke camping zonder faciliteiten en alleen een toilet) Aangezien we als eerste deze mooie plek benutten maken we gretig gebruik van de mooiste plek op dit grasveld. Onze tent krijgt een plekje naast een picknicktafel. Vanaf daar hebben we een wijds uitzicht en staan we iets of wat in de wind tegen de sandfly’s. Terwijl Paul de tent opzet begint Yvette aan het avondeten. Hierdoor blijft er iets meer tijd over om de avond nog mooi te benutten. Na de afwas besluiten we een wandeling te maken door het bos. Op een infobord staat een bewegwijzerde route van een uur aangegeven. Vrijwel meteen komen we meer in contact met de natuur dan we op de fiets gewend zijn. Smalle paden brengen ons langs klaterende beekjes en palmvarens. Het contrast is mooi in het donkere bos. Volgens het infobord leid de route naar de oude mijnschacht van Leyll en langs een kerkhof waar 12 bewoners van het uitgestorven dorpje Lyell rusten. De oude grafstenen, die inmiddels schuin in de grond steken en omringt zijn door een roestig hekje geven een spookachtige indruk. De meeste overledenen zijn niet ouder geworden dan 50 jaar en begraven omstreeks 1870 – 1900. De oudste persoon was 60 jaar en de jongste overledenen is op haar 30e gestorven tijdens werkzaamheden in de mijn. Het spookkerkhof geeft een fascinerende indruk. Hoe zou het er 130 jaar geleden uitgezien hebben en wat bracht al deze mensen hier? Het lijken zware tijden te zijn geweest. En dat allemaal niet eens zo heel lang geleden… Onze route vervolgt haar weg terug naar de camping. Lang praten we over de geschiedenis van Lyell. Zouden onze vragen beantwoord kunnen worden? Inmiddels hebben meer mensen deze mooie camping gevonden. We nemen plek aan de picknicktafel en sluiten de avond af met chips en frisdrank. Morgen bereiken we Westport en maken we kennis met de beruchte Westkust van Nieuw-Zeeland.

Donderdag 17 januari. Lyell – Westport, 65 km. Gisteravond troffen we, tijdens het tandenpoetsen een ouder echtpaar. We raakte aan de praat toen we zagen dat ze ook met de fiets reisde. Het echtpaar van rond de 60-65 jaar is onderweg met een tandem naar hun woonplaats Westport. De man wist veel interessante feitjes te vertellen. Zo omschreef hij het leven van een sandfly en wist hij iets te vertellen van deze streek. Dit maakt veel duidelijk over het bestaan van die beestjes. Deze ochtend valt de regen met bakken uit de lucht.

Tweemaal draaien we ons om in de hoop dat het droog zal worden. Rond 8:00u is het gelukkig een heel stuk gedaan met de regen. Er verschijnt zelfs een streepje blauw aan de grijze hemel. Ons ontbijt eten we voor de zekerheid toch maar in de tent. Met het vooruitzicht dat we vandaag nog meer regen over ons heen krijgen beginnen we aan de dag. Voordat we daadwerkelijk vertrekken nemen we nog even afscheid van de tandemrijders. Het even wordt een halfuur, een uur en voordat we het weten zijn we twee uur verder. Ze zijn razend enthousiast over onze nieuwe fietstechnieken. Het laadsysteem, gekoppeld aan de naafdynamo voor stroom blijft lang een interessant onderwerp. Ook hun verhalen over fietsen in Nieuw-Zeeland blijven ons interesseren.  Na lang kletsen besluiten we af te spreken in Westport om daar verder te kletsen onder het genot van een drankje. Ze zeiden dat ze ons toch wel zouden vinden, want zo groot is Westport niet. Het stadje blijkt maar twee hostels te hebben. Eenmaal op de fiets is er van dat ene blauwe streepje hoop aan de hemel weinig meer te bekennen. Boven ons is alles veranderd in een grijze massa. Niet lang daarna begint het weer te regenen. Gelukkig klaart de lucht snel weer op als we eenmaal tussen het gebergte uit zijn. Ons regenpak wordt vervangen door een korte broek met t-shirt. Nog geen uur later, tijdens de eerste pauze kleurt de lucht weer grijs. Voor de zekerheid schuilen we onder een afdak terwijl we onze boterham opeten. Eenmaal de lunch naar binnen nemen we nog een kijkje in het  kleine dorpsmuseum. Terwijl we binnen speuren tussen alle oude foto’s barst het buiten weer los. Regendruppels zo dik als een knikker vallen uit de lucht. Maar binnen kunnen we onze tijd goed doden. Yvette vindt tussen een stapel inkijkmapjes een naam die haar bekend voorkomt op één van de grafstenen van gisteravond. Even later blijkt de hele geschiedenis van het dorpje Lyell voor ons te liggen. Het is teveel om in te zien maar reuze interessant. De vragen over dat ene graf van de jong gestorven vrouw worden beantwoord. Ondertussen schuilen ook Terry en Janet onder het afdak van het museum. Weer raken we aan de praat. Blijkbaar hebben we veel dingen met elkaar gemeen. Voordat we vertrekken worden we uitgenodigd bij hun een nachtje te logeren. Ze willen ons graag het leven rondom Westport laten zien, met ruige kustlijnen en zeehonden met jonkies. Vol enthousiasme vertrekken we richting Westport. Met hun telefoonnummer op zak fietsen we over de gladde asfaltweg tussen de bergen. We verbazen ons over hun enthousiasme. Zelfs het fietsboekje wat wij hebben over Nieuw-Zeeland blijkt voor hun iets nieuws te zijn. Ondertussen trappen we de kilometers onder ons door. Het regenpak wisselt regelmatig af met zomerse kleding. Langzaam laten we de heuvels achterons en sluiten we aan op de rivier die in Westport de zee bereikt. Na elke regenbui trekt de wereld dicht van mist en voelt de omgeving fris. Eenmaal in de stad vinden we snel een mooi hostel. Er hangt een relaxte sfeer.  Muziek klinkt zachtjes uit de speakers en mensen luieren in hangmatten. We slapen een uurtje, doen onze was, verkennen het stadje en zoeken een eetgelegenheid. Dit keer geen warme maaltijd maar een belegd broodje van de Subway. We sluiten de dag af en zijn benieuwd naar de ontmoeting met Terry en Janet.