Dinsdag 29 januari. Wanaka – Queenstown, 69 km. Gisteravond konden we niet slapen door hostellui die achter ons raam zaten te socializen. Pas na twaalven verlieten ze het terras en vielen wij in slaap vallen. Om half zes gaat de wekker en duurt het een kwartier voordat we onszelf uit bed worstelen. Om ons voor te bereiden op de zware klim nemen we als ontbijt Terry’s advies. Verse muesli met Griekse yoghurt, honing en fruit. Uiteindelijk zitten we om kwart voor zeven op de fiets. Als we vertrekken voelen de benen nog zwaar. Het lijkt alsof ons lichaam nog helemaal niet wakker is. Al snel kunnen we het verklaren. Al vanaf de eerste kilometer moeten we klimmen. Alsof je met een lekke band fietst klimmen we langzaam, valsplat naar boven. Buiten voelt het nog fris. Zevenendertig kilometer stijgen we geleidelijk. Om ons heen zien we niet anders dan heuvels met droog gras. Een inspirerende omgeving die mij aan Kazachstan doet denken. Drie steile kilometers volgen en brengen ons naar de top. Om half twaalf staan we bovenaan de pas, op bijna 1100 meter hoogte. We lopen te voet nog iets hoger en genieten van een nog mooier uitzicht. Op een dikke, zachte graspol zitten we een tijdje en kijken uit over het diepe dal met in de verte Queenstown. De beloning volgt. Een aantal kilometer dalen we af voordat er een waanzinnig haarspeldbochten werk voor ons ligt. Het is fenomenaal! Iets voor Queenstown besluiten we te stoppen. Om twee uur in de middag zijn we op de plaats van bestemming. Op de camping rusten we uit, nemen een douche en voordat we er erg in hebben is het alweer vier uur geweest. De hoogste tijd om op zoek te gaan naar een huurauto. De campingeigenaar is heel behulpzaam en belt voor ons verschillende huurbedrijven. In Queenstown is er maar één met een redelijke prijs. Even later zitten we in de bus richting het centrum van de stad opzoek naar het huurbedrijf. Eenmaal daar slaat direct de twijfel toe. Een autodealer die in een krotje drie oude auto’s aanbied wekt niet heel veel vertrouwen. En dan nog eens 300$ huur, een kilometer tarief en nog de benzine. Het totaal plaatje komt neer op bijna €500,- voordat we op de boot in Milford-sound kunnen genieten van al het natuurschoon. We vinden het te duur en dubben in het park of we een ander plan kunnen bedenken. Ook het reizen met de bus loopt aardig in de papieren. We gooien het roer om en besluiten morgen weer op de fiets te stappen. Zuidelijk van Queenstown loopt na het oversteken van lake-Wakatipu, een verlaten zandpad richting Mossburm. Volgens andere fietsers een schitterende route om te fietsen. We kopen een ticket voor de overtocht en vertrekken met de bus terug naar de camping. Paul doet de boodschappen en Yvette richt de tent in. De avond sluiten we af met een hamburger als avondeten en een mooie dag in het vooruitzicht.

Woensdag 30 januari. Queenstown – lake Mavora, 61 kilometer. WWWHHHHOOOEEETTTT! De hoorn gaat, een oude vrouw schrikt van het onverwachte geluid. Veertig minuten geleden parkeerde we onze fietsen op de stoomboot. “ The Lady of the Lake”, zoals de oude stoomboot ook wel genoemd wordt bracht ons van Queenstown naar Walters-Peak. Het begin van onze route aan de overkant van het meer. We zijn één van de weinige die aan land gaan en zelfs de enigste die geen retour ticket hebben. Zouden we ons dan toch vergist hebben in deze tocht? De komende 120 kilometer is er niets, behalve één zandpad dat uiteindelijk aansluit op wegnummer 94, richting Milford-Sound. De eerste omwentelingen die we maken moeten we direct met kracht leveren. We starten met klimmen maar, dit keer onverhard. Al gauw trek ik mijn shirt uit en mopper in gedachten dat een gravelweg nog teveel gezegd is. We fietsen potverdorie over kiezels en stenen, niet over een zandweg. Het trapt zich zwaar, terwijl mijn voorband geregeld van een kei afschiet en zijn eigen weg zoekt. We klimmen en dalen met de hete zon op onze bol. We zien weer bergen, water en groen. Wanneer we afdalen klem ik mijn handen stevig om het stuur terwijl mijn banden diep wegzakken in de losse stenen. Met kracht probeer ik de pedalen rond te krijgen en slingerend kom ik uit het grind. Schakelen en hup weer naar boven, terwijl de achterband soms doorslipt als het geen grip kan vinden over de stenen. Zo maken we zware kilometers en houdt de weg ineens op. Ik trek mijn schoenen plus sokken uit, haal mijn slippers uit de tas en duw de fiets door het koele water. Een riviertje onderbreekt de gravelweg. Na een korte pauze concluderen we dat het niet opschiet vandaag. We zijn laat vertrokken, het is warm (28-30 graden) en de wegconditie is vrij bar. Hier hadden we niet op gerekend… Wat ons zo trok aan deze weg is de rust. Even geen auto’s en tientallen campers. En dat beeld komt uit, er is helemaal niemand. Hoewel, een flinke stofwolk komt op ons af en even later zien we een grote kudde schapen op de weg. Een herder en drie honden houden de schapen voorwaarts. We stoppen langs de kant terwijl de schapen in een grote boog om ons heen rennen. Het is de moeite waard om te zien. Na de pauze zegt Paul, ik denkt dat we dadelijk gaan klimmen. In het routeboekje staat een klim met twee pijlen, een pittige dus. Maar ik ga er vanuit dat deze nog ver voor ons ligt. Na de bocht doemt er echter een berg voor ons op en kunnen we beginnen. Ik huiver, over deze slechte stenenweg zal het zwaar worden. Paul spreekt mij moed in en we beginnen. Mijn versnelling staat op de lichtste stand, mijn handen klemmen zich krachtig om het stuur maar met moeite duw ik de pedalen rond. Hommels vliegen voorbij en steekvliegen blijven rondjes om mijn hoofd maken. Grrr… Tijdens het gevecht schiet mijn hartslag omhoog en ik moet regelmatig even stoppen om bij te komen. De omgeving is adembenemend. Ik houd vast in mijn gedachten dat je de zware momenten achteraf vergeet en dat de mooie beelden overblijven. Paul komt voorbij en wijst naar beneden, een prachtige kloof. Ik heb geen energie om te kijken of terug te praten. Ik moet goed opletten waar ik fiets, zodat ik niet wegglijd. Eenmaal boven komt de beloning. Een adembenemende hoogvlakte en een spectaculaire afdaling die eindigt bij een bruggetje. We pauzeren en steken onze hete voeten in het water en eten een boterham met pindakaas. Na nog een paar korte steile klimmen, draait het wegdek meer richting het westen en hebben we ineens wind in de rug. Terwijl de weg glooiend naar beneden loopt worden we getrakteerd op gratis kilometers. Met snelheden richting de 28 km per uur dalen we af. Er is niemand. Bergen bevinden zich aan weerszijden van de weg, de vallei is doormidden gesneden door een gravelpad en voor de rest is het stil. Het gevoel ‘nergens te zijn’ komt bij mij boven. We fietsen dan links, dan rechts van de weg opzoek naar het beste stuk zand. Aan de heerlijke kilometers komt helaas een eind. De weg wordt weer slechter en we besluiten dat het wel welletjes is geweest voor vandaag. De enige afslag naar recht zou volgens de kaart een meertje moeten opleveren met verderop een DOC camping. Helaas blijkt dit 8 á 10 kilometer verderop te liggen en zouden we morgen diezelfde kilometers weer terug moeten fietsen. Paul kiest een plek nabij de afslag, bovenop de heuvel, tegen de bosrand, met uitzicht op een klein meertje en voor ons aan weerszijden de vallei met bergen op de achtergrond. We duwen de fietsen één voor één naar boven en zoeken een vlakke plek. Beide ‘douchen’ we ons met een fles drinkwater en we missen onze washandjes. We koken pasta en genieten tijdens het lezen van alle stilte om ons heen. Terwijl de zon zakt beginnen we met het opbouwen van de tent. Het was een zware fietsdag, maar een indrukwekkende vol mooie plaatjes.

Donderdag 31 januari. lake Mavora – Athol, 90 km. Zoveel rust dat er overdag was, zoveel leven ontstond er na zonsondergang. Ganzen, eenden en ander gevogelte kwamen tot leven. Het duurde lang voordat we de slaap konden vatten. Na enkele goede uren werd ook de Possum wakker. Een klein koala-achtig dier dat met zijn akelig schor gekrijs ons wederom uit de slaap wekt. Met als gevolg een volle blaas die de overhand krijgt en niet wil dat we gaan slaap zonder deze te legen. In het donker kruipen we de tent uit en doen onze plas. De hemel is mooi verlicht met 1000e sterren. Na het korte uitstapje slaapt Paul nog enkele uren heerlijk door terwijl ik de slaap niet meer te pakken krijg.

Nadat onze wekker afgaat duurt het nog minstens drie kwartier voordat we werkelijk in beweging komen. Rond half negen zijn we onderweg en worden we geconfronteerd met een slechtere weg als gisteren. Yvette ondervind dit door een lichte val, ik als zwaarder trappen. Langzaam kruipen we over de losse kiezels. Ik vind mijn weg en laat me leiden door de wind. Yvette krijgt er geen plezier in en baalt meer en meer na elke kilometer. Na zo’n 18 kilometer komt de afslag waar een bord de resterende 16 kilometer aangeeft voordat we het asfalt zullen bereiken. Het wegdek blijft grotendeels slecht. We praten amper, Yvette’s humeur is gezakt tot onder het vriespunt. Het enige lichtpuntje is de duwende rugwind. Eenmaal op het asfalt rijden we moeiteloos, soms zelfs zonder iets te doen 40 km per uur. Het komt als een waar cadeautje! De 15 kilometer tot aan Mossburn zijn weer gratis. En omdat de weg Noord/Oostelijk blijft lopen besluiten we er nog eens 40 te fietsen. Met minimale boodschappen aan boord en een opfris beurt bij een public toilet vertrekken we richting Athol. Dit keer zonder stuivende vrachtauto’s en wederom met 20 km in 3/4 uur, heerlijk. De 20 kilometer daarop worden af en toe geremd door een klim. Net voor Athol gebruikte we een kleine rivier om af te koelen. Als het aan mij ligt slaan we hier de tent, maar ik geef Yvette de keuze en zo belanden we enkele kilometers verderop met verse boodschappen op een prima camping.

Vrijdag 1 februari. Athol – Frankton, 73 km. Het blijkt een gratis nacht. Bij alle drie de gebouwen op de camping vinden we niet de beloofde brievenbus met enveloppen om het kleine bedrag te doneren. Ook navraag levert ons niets op dus we vertrekken zonder te betalen. Een route door weilanden en bergen ver op de achtergrond brengt ons terug naar Lake-Wakatipu nabij Queenstown. Het zijn kilometers tegen de wind in. Zware kilometers. De wind lijkt zich samen te persen door de vallei en draait onze snelheid terug tot 10 km per uur. Een traktatie op een kop thee met een muffin en een broodje ham geeft ons nieuwe kracht voor het vervolg langs het meer. We hebben prachtige uitzicht over het water en genieten van het ruwe gebergte er omheen. Meerdere malen stoppen we voor een foto of een pauze zodat we van de uitzichten kunnen genieten. Genieten doen we ook meer omdat de wind zich heeft teruggetrokken. Eenmaal terug in Frankton zoeken we naar de beloofde camping langs het meer. Navraag maakt duidelijk dat er geen camping meer is en er een mega hotelcomplex is gebouwd. Na een broodje eisalade besluiten we terug te gaan naar de camping waar we drie dagen geleden vertrokken zijn. We komen in contact met een Duitse stel. Ze blijken stiekem te gaan trouwen in Nieuw-Zeeland.

Zaterdag 2 februari. Frankton – Cromwell, 58 km. Om zes uur gaat de wekker. Tropenrooster vandaag in verband met het warme weer. Om zeven uur zitten we aan het ontbijt, bestaande uit brood met meloen. Een half uur later vertrekken we op weg naar Cromwel. Het fietsen gaat lekker, alleen mijn rechterkuit wil soms in verkramping schieten waardoor we het rustig aan doen. Iedere 15 kilometer kan er weer een kledingstuk uit en om half elf fietsen we al weer met een T-shirtje en een korte broek. De ochtendkou is verdwenen. We hebben een Gorge op het programma staan. Langzaam vormt zich een ruw gebergte om ons heen en bevinden we ons midden tussen de Gorge. Op het eind van de dag komen we bij een oud goudstadje. Je kan het bezoeken, voor een aardige entreeprijs, waarbij je rond kan lopen in een minidorpje waar vroeger goud gezocht werd. Verderop zien we al hele kleine, stenen huisjes staan met een golfplaten dak. Sommige niet groter dan de badkamer bij ons thuis. Inmiddels is de temperatuur weer opgelopen tot 30 graden en fietsen we door naar onze eindbestemming. We komen een Duitse fietser tegen, die we gisteren ook al groette. Blijkbaar heeft hij behoefte om te praten want hij blijft maar ratelen. In Cromwell bezoeken we de New World, we kopen groenten voor de salade, eieren en eten voor morgen, incl. een avondmaaltijd. De Duitse man arriveert ook. Op het moment dat we naar de camping fietsen passeert hij ons van de andere kant en spreekt ons aan dat de camping verderop niet veel is. Het is nogal onduidelijk wat hij wil vertelen en onze wegen scheiden weer. Hij heeft eerder vertelt dat hij niet op campings slaapt, duurder dan tien dollar, belachelijke prijzen vindt hij het hier. Bij Lake-Dunstan genieten we van onze verse broodjes met ‘basil pesto hummus’ en Paul nog uitgebreider door er een broodje gezond van te maken. De camping is om de hoek en even later staat de tent, zijn we fris gedoucht, onze kleren gewassen en vrij af! Later op de middag arriveert de Duitser weer en vraagt hij of hij geld mag lenen, later om euro’s te wisselen… We gaan er niet op in en nemen afstand van deze vreemde kerel.