Zeven weken hebben we nog voor ons liggen, zeven weken voor onze terugreis naar Los Angeles. Inmiddels zijn we 21 weken onderweg, waarvan 115 dagen op de fiets. Met een vast ritme breken we iedere dag de tent af en zetten hem ’s avonds weer op. Door te reizen op de fiets, heb ik iedere dag het gevoel dat ik leef. Het brengt me in het hier en nu. De afgelopen twee jaar heeft mijn hoofd overuren moeten draaien, de eerste maanden op de fiets waren een verademing. Inmiddels bekruipt me het gevoel dat mijmeren en muziek luisteren niet meer voldoende is. Daarom leert Paul me nu de fietsonderdelen en oefen ik de tafels tijdens het klimmen. Mijn hoofd wil weer aan de slag.
In Frisco gooien we de kaart op tafel bij de Starbucks, bestellen een grote beker thee en overwegen alle mogelijkheden en scenario’s om aan het eind van de ochtend een gezamenlijk plan te hebben. Pittige vragen passeren de revue over fietsen, anders fietsen of niet fietsen. Het fietsplezier nam de laatste weken voor mij wat af, terwijl Paul zich steeds meer verheugd op wat komen gaat. Welke factor bij mij van invloed was blijft moeilijk te zeggen. De zwaarte, de verzadiging of eentonigheid, behoefte aan nieuwe uitdaging? Misschien een combinatie van alles. Over één ding ben ik stellig, de gravelroute wil ik niet meer fietsen. De gebieden met de gravelweg zijn geweldig, fantastisch mooi, en ontzettend zwaar, mijn knieën doen al weken zeer en krijgen geen rust op deze manier. Paul beaamt dit, maar ik zie ook in zijn ogen dat hij het jammer vindt. Het uiteindelijke plan wordt korte dagafstanden over asfalt en meer tijd voor nieuwe dingen. Al enige tijd ben ik geïnteresseerd in de ‘Tiny House-beweging’. Klein, ecologisch en zelfvoorzienend wonen. In Amerika een booming business. Vanuit het thuisfront krijg ik enkele tips voor bezichtigingen op de route. Met de auto een dag rijden, helaas met de fiets een week om. Ik hoop dat we in Los Angeles nog een poging kunnen wagen.
Na onze plan- en regelochtend fietsen we naar de Safeway voor een lunch. Er staan buiten kraampjes en mensen lopen met bordjes rond. Een Amerikaans koppel attendeert ons dat het gratis is; ze promoten producten uit Colorado: sandwiches, hotdogs, geroosterde maïskolven, meloen, chips, perziken en taart toe. Na de stevige lunch geven ze ons ook de tip naar het concert in het park te gaan aan het einde van de middag. En zo vieren we een dorpsfeest mee, met goede Spaanse muziek!
We besluiten ons ’s avonds te trakteren op een heerlijk maaltje met verse garnalen, ananas, rijst en wat groenten.
Vanuit Frisco vertrekken we naar Fairplay. Een klim tot 3500 meter staat op het programma. Een geleidelijke klim brengt ons steeds hoger. We krijgen steeds mooier uitzicht over de vallei achter ons. Zonder moeite gaan we de pas over. Dit laatste zeg ik met mijn wijsvinger stiekem omhoog. Een deel van mijn familie weet nu dat ik dit uit mijn duim zuig. In werkelijkheid vertel ik tegen Paul dat ik de klim spannend vindt, wanneer ik merk dat de lucht ijler wordt. Ik ben bang voor hoogteziekte. We fietsen heel langzaam omhoog, om niet buiten adem te raken. Het verkeer zoeft als een trein langs ons. Het lijkt hier altijd spitsuur. Op 3200 meter merk ik dat het goed gaat, ik voel me gerustgesteld en sterk. Bijna boven stoppen we voor de laatste keer. Wanneer ik weer een voet op de trapper zet, zie ik een paar vlekjes. De vlekjes worden sterretjes, cirkels en beginnen te dansen en worden groter en groter. De aanloop van een migraine-aanval.. Boven op de pas zie ik niets meer scherp. Ik wil zo gauw mogelijk naar beneden. Maar Paul houdt me tegen, zet het stoeltje voor me neer en maant me te gaan zitten. Ik krijg eten in mijn handen gedrukt en nadat hij een tijdje bij me heeft gezeten verdwijnen de dansende vlekken en komt er weer goed zicht voor terug. Ik heb me te druk gemaakt voor deze giga klim.. Na een tijdje voel ik me weer oké. We kunnen aan de afdaling beginnen!
In Fairplay zetten we ons tentje op de camping, nu op 3000 meter hoogte zijn we al flink wat afgezakt. Poeh, dat was me het dagje wel. Paul is teleurgesteld, het was zeer druk op de weg, met weinig spectaculaire uitzichten en we staan tussen de RV’s op het grint. Wat een verschil met de Great Divide-route..
Met frisse zin maken we de volgende dag snelle kilometers, we dalen nog flink af. De uitzichten worden mooier.
We besluiten een mooie kampeerplek te zoeken. We slaan linksaf naar een camping, van de hoofdweg af. We moeten er 5 kilometer voor fietsen over gravel, steile klimmetjes en dan een afdaling naar de rivier. Maar dan hebben we ook een mooi en rustig plekje.
We hebben het niet helemaal getroffen met onze camping-host. Bij aankomst wuift ze naar Paul. Hij deelt mede dat we iemand zoeken om eventueel een plek mee te delen. De campingplaatsen zijn gigantisch, met een aparte tentplaats waar de RV’s geen gebruik van maken. ‘Er is nog één plek vrij, dat is 18 dollar + twee keer 3 dollar dagentree, niemand wil hier delen’ is haar antwoord. Enigszins overrompeld komt Paul terug. We lopen naar de vrije kampeerplek. Binnen een minuut staat ze bij ons, ze zegt te willen weten wat we besloten hebben, hierbij herhaalt ze nogmaals het bedrag wat we moeten betalen en tikt nog net niet ongeduldig met haar voeten op de grond. Ik kijk Paul aan en vraag me af waar deze brutaliteit vandaan komt. We besluiten uiteindelijk te blijven, maar we wachten nog even met betalen.. Binnen een half uur komt er een auto de camping opgereden. De camping-host sprint erheen, even later zien we de chauffeur omdraaien. Maar wij willen best delen. Hij blijkt al betaalt te hebben aan het begin van de camping en werd niet al te vriendelijk weggestuurd door de host met havik-ogen. We nodigen hem uit te blijven en betalen hem de helft, waar hij erg blij mee is. Binnen 5 minuten komt de host met een zuur gezicht de kaart controleren en na een kwartier komt de ranger het terrein oprijden, om na een lang gesprek met haar (over ons blijkt) de kaart te controleren en naar de situatie te vragen. Maar alles is prima. We hebben een gezellige avond, eigenlijk is er niets leukers dan delen, want nu leren we opnieuw aardige mensen kennen en horen we verhalen over wijn, vissen, bergbeklimmen en nog veel meer. En de host, die hebben we laten zien dat het echt wel anders kan..
Op zondagochtend eten we naast onze boterham met pindakaas nog een warme pannenkoek met blauwe bessen (heerlijk!) gemaakt door Adrian, waarna we op de fiets stappen. De Monarch-pass van 3440 meter staat op het programma. Het wordt een lange klimdag, want we beginnen op 2200 meter hoogte. We rijden over de drukke 285 naar het zuiden en later de nog even drukke 50 naar het westen.
Het hele stuk van zestig kilometer heeft vrijwel geen schouder, waardoor we rechts op de witte streep moeten fietsen. Enkele bestuurders in Colorado hebben óf geen ervaring met fietsers óf houden er bijzondere ideeën op na over fietsers op de weg. We worden meerdere malen bijna van de weg gereden. Paul en ik bedenken steeds snodere plannen om deze chauffeurs wat bij te leren. Ons wraak-ontwerp is een tak te monteren met een scherpe schroef op het eind, om een flinke kras op hun grote jeep of RV te veroorzaken, waar ze zelf de boosdoeners van zullen zijn. Maar aangezien we er vanuit moeten gaan dat het onervaren chauffeurs zijn op fietsgebied, zullen we iets vriendelijkers verzinnen. Al is dat soms best lastig wanneer zij ons onvriendelijk van de weg rijden.
Na een lange dag klimmen, komen we goed en wel boven. Ditmaal hebben we geen last ervaren van ijlere lucht. Na een welverdiend ijs, beginnen we aan de afdaling.
Met 50 kilometer per uur zoeven we naar beneden. Eén idioot tel ik, die me passeert met een RV wanneer ik netjes naar rechts ga en hij/zij me bijna raakt. Ik vloek en tier, maar het heeft nooit zin. In Sargents stopt onze fietsdag, een mini-dorpje blijkt, waar we de fietskaarten van de nieuwe route morgenvroeg bij het postkantoor moeten oppikken. De winkel heeft nog amper voorraad, de fietstassen zijn vrijwel leeg. Op de camping wordt ons vertelt dat het onzeker is of het postkantoor morgen open gaat, om 11.00uur kunnen we het proberen. Oei..
We hebben geluk! Om kwart over 11 zijn we eigenaar van de fietskaarten. Het is rustiger op de weg, in een paar uurtjes zien we meer rotspartijen, heuvels en meertjes. De berm is bezaaid met zonnebloemen. Zoals iedere middag tot nu toe trekt het wolkendek dicht en horen we onweer tussen de bergen. In Parlin is een kleine ‘winkel’, waar we een pak crackers en twee perziken scoren. Op het bankje eten we onze lunch op.
Met dreigend weer trekken we gauw door naar Gunnison. Wanneer we het dorp binnenfietsen, parkeren we snel bij het visitor center, en rennen naar binnen. Regen, hagel en een pak onweer. We verdiepen ons in de campings, maar hoe langer we wachten, hoe meer regen er valt en hoe minder kampeerzin we krijgen. Bij de Safeway doen we samen uitgebreid en rustig boodschappen, terwijl de regen op het dak klettert. We proberen een warmshowerhost te bellen, en na enkele pogingen zijn we welkom bij Brian, aan de overkant van de straat! Wat een geluk. Een slaapplekje binnen, een warme douche en even later staan we in zijn keuken voor ons drieën te koken.
De volgende ochtend is het nog steeds grijs, maar het wordt een heerlijk fietsdagje langs het Blue Mesa Reservoir, een gigantisch meer.
We vinden een felroze vlag naast de weg. Precies wat we nodig hebben. De vlag steken we tussen de riempjes van de achtertas, zodat deze zo ver mogelijk naar links wijst. Nu moeten de auto’s ons met meer ruimte passeren. Het voelt als een rustig vakantiedagje. We stoppen op de camping in Cimarron en besluiten de volgende ochtend eerst naar de Black Canyon rivier te fietsen, om daar een korte hike te lopen.
En die is kort, maar mooi!
We fietsen een kleine 20 km tot aan de afslag naar het Black Canyon National Park. We moeten er nog eens 10 kilometer voor klimmen, voor we het park binnenrijden. We zetten vlot de tent op. Na de lunch en een powernap stappen we opnieuw de fiets op. Zonder bagage fietsen we de éénrichtingsroute van in totaal 20 km, en stoppen bij alle uitzichtpunten om de gigantische canyon te zien.
Na vier uur fietsen en wandelen hebben we deze diepe rotsspleet vanuit alle hoeken gezien, machtig mooi. Om 7 uur zijn we terug op de camping, wassen en koken snel, want binnen een uur wordt het alweer donker. Het was een mooie tourdag.
De ochtend begint goed met de afdaling van 10 km terug naar de hoofdweg. In Montrose doen we grote boodschappen, en rijden nog even langs een fietsenmaker in verband met speling op mijn achtertandwielen. De fietsenmaker aldaar geeft aan dat ik echt een nieuwe ketting en een set nieuwe tandwielen nodig heb (à 150 dollar). Maar hij dimt al gauw in als Paul vraagt de borging van de cassette even aan te draaien en dat hij zelf fietsenmaker is. Uiteindelijk kost het niks..
De dag naar Ridgway is er een van kilometers vreten over de drukke highway, met grote stukken zonder schouder. De omgeving biedt helaas weinig soelaas.
De staatscamping blijkt belachelijk duur, door een extra entreeprijs van 7 dollar per persoon bovenop de dure campingprijs. We zetten de tent daarom 100 meter van de hoofdweg, tegenover de camping op, redelijk uit het zicht achter een stel struiken. Het avondeten is ons feestje vanavond.
De hele avond regent en regent het. Na drie uur in de tent moet ik nodig plassen. Met de regenjas duik ik naar buiten en spring zo gauw mogelijk weer naar binnen, dit keer met een extra zware zool onder mijn schoen van klei.
’s Ochtends is de grond rondom de tent een plakkerig moeras. Gelukkig hebben we de tent op het enige stukje gras gezet. En al gauw zien we dat er die avond verse sneeuw gevallen is!
Het belooft een mooie nieuwe dag te worden, met uitzicht op het San Juan gebergte. Wel een pittige dag, want we klimmen 25 kilometer, gaan er 20 af en klimmen opnieuw 25 kilometer naar Telluride.
De omgeving verandert naar bergen met rood gesteente, meer eikenbomen en riviertjes.
Telluride ligt iets van onze route, maar aangezien meerdere mensen er laaiend enthousiast over waren, willen we het met eigen ogen zien. Er gaat één weg naar Telluride, het is aan drie kanten omgeven met bergen, en er loopt een waterval van boven in de berg naar beneden. We horen dat het een rijk ski-stadje is, waarvan de inwoners een gondel hebben laten bouwen op zonne-energie. Het mooie is dat deze gratis is. Die nacht mogen we bij een jonge skileraar overnachten. Dit weekend blijkt er een groot festival te zijn waardoor het stadje, de camping en de hotels overvol zijn. ‘ s Avonds eten we een ‘Detroit style’ pizza, een vierkante pizza met een dikke bodem en een krokante kaaskorst. Overvol lopen we terug naar het appartement en duiken de slaapzakken in, terwijl de skileraar en zijn huisgenoten nog tot laat feesten op het festival.
’s Ochtends maken we de spectaculaire tocht met de gondel. We krijgen uitzicht over Telluride, en aan de andere kant Mountain Village.
Er gaan veel fietsen mee omhoog. De ‘downhill-fietsers’ zetten hun motorhelm op en gaan via een speciaal aangelegd parcours naar beneden. Gaaf om te zien! Ik zou het niet durven.. Niet veel later begint het alweer te regenen, het houdt maar niet op. Niet als we een uur in de bieb hebben gezeten, niet als we een warme chocomel drinken in een café en ook niet tijdens het boodschappen doen. Maar als we de fiets opstappen om de 6 kilometer naar de dispersed camping te fietsen, is het warempel droog! De laatste mijl is een steile gravelweg die ons omhoog de berg op stuurt. Een modderig, stenen pad, waarvan ik de helft moet lopen. Er liggen enkele kampeerplekken naast de weg, de eerste zijn allemaal bezet door festivalgangers. De bovenste blijkt vrij te zijn.. En tijdens de laatste meters duwen beginnen de druppels alweer te vallen. Gauw zetten we de tent op en duiken naar binnen. ’s Avonds hebben we geluk, het blijft droog en Paul heeft een kampvuurtje aangekregen. Genieten dus! Lekker warm duiken we de slaapzakken in.
De rit naar Rico is prachtig de volgende dag. Na een lange klim, zijn we weer een pas over. De uitzichten blijven spectaculair. In het dorp houden we even pauze. Duidelijk een minder rijk stadje, maar wel met een paar stenen gebouwen. Dat is lang geleden!
De volgende 60 km gaan vrijwel af, we dalen geleidelijk meer dan 2000 feet (zo’n 600 meter).
Wanneer het onweer in de namiddag begint te dreigen, en we geen wildkampeerplek of camping kunnen vinden, vragen we bij een huis of we op het weiland ons kamp mogen opslaan. We krijgen een plekje in de tuin aangewezen. Nog één dag fietsen en we komen in Mesa Verde aan, de laatste dagen in Colorado! Het tot nu toe kleurrijke, natte, bergachtige en niet zo fietsvriendelijke, maar mooie Colorado.
De route naar Mesa Verde is de volgende dag kort. Cortez is een grotere plaats waar we opnieuw bevoorraden bij de gigantische Walmart en bij het welkomstcentrum uitzoeken hoe we Mesa Verde kunnen bezoeken. Dit park staat op de UNESCO werelderfgoedlijst, door de huisjes die in de rotswanden gebouwd zijn rond 1100 n.c. Zonder gids kunnen we de huizen niet bezoeken. De route is een 45 km lange weg, die we ook weer terug moeten fietsen, met een pittige klim precies op de helft van de route. Gelukkig kunnen we een tour boeken, waardoor we nog maar 25 km heen en 25 km terug hoeven te fietsen. Voldaan fietsen we weg uit Cortez, we hebben een mooi plan gemaakt. We willen stoppen bij een RV-park aan de ingang van het park om ons kampement voor 2 nachten op te slaan. Het onweer komt weer van twee kanten aangerold en als de eerste druppels vallen stopt er een grote jeep voor ons. De chauffeur stapt uit en vertelt gelijk dat we welkom zijn om bij hem thuis te overnachten. Hij blijkt twee mijl van de ingang af te wonen. Hij geeft ons zijn adres en biedt aan dat we mee kunnen rijden. We slaan dit laatste vriendelijk af, we kunnen goed fietsen. ‘Wat denk jij? vraagt Paul. ‘Hij klonk aardig’ zeg ik. ‘Toch twijfel ik’ geeft Paul aan. ‘Het ging te snel, hij vroeg niet eens waar we heen gingen’. We hebben het er even over en bij een parkeerplaats stel ik voor te schuilen en even pas op de plaats te maken. We gooien de kaart op tafel en ons plan voor morgen wordt wat lastiger. Ik hoor een auto en draai me om, ik zie dezelfde auto gelijk optrekken. Hij rijdt een rondje over de parkeerplaats en Paul ziet dat hij het is. Paul wenkt en de man stopt. ‘Jullie hebben al een slaapplek’ zegt hij enigsinds ontdaan. Paul loopt erheen, de man spreekt direct uit dat hij het gevoel heeft dat we hem niet vertrouwen. Paul legt uit dat we ons plan van morgen opnieuw bekijken, of het haalbaar is. Hij biedt aan ons ook te kunnen rijden, dat het dus geen probleem hoeft te zijn. Nu woont hij vijf mijl verderop, in plaats van twee. Ik hoor het allemaal aan, en krijg er geen goed gevoel bij. Deze man wil ons te graag bij hem thuis ontvangen en dringt te zeer aan. Niet veel later op de fiets, zien we hem aan de andere kant van de weg weer passeren! Niet veel later is hij omgedraaid en rijdt hij ons weer voorbij, zonder contact met ons te maken. ‘Oké, dit wordt te gek, we gaan naar de camping, ik vertrouw het voor geen meter’ zeg ik tegen Paul. We fietsen nog even naar het infocentrum van het park om navraag te doen voor morgen, bij terugkomst zien we dezelfde auto de afrit op rijden. We herkennen hem opnieuw, Paul wuift om te willen zeggen dat we het niet doen, maar hij slaat gauw rechtsaf. We fietsen naar de camping en zoeken een fijn plekje tussen de mensen uit. Wat wilde deze meneer van ons? De komende twee dagen blijven we alert, want het voelt niet pluis. Gelukkig hebben we hem niet vertelt dat we over twee dagen weer terugfietsen naar Cortez en dat onze route naar het westen gaat..
De camping is heerlijk, of we dubbel genieten door de omstandigheden weet ik niet, maar het heeft een super douche, we hebben een afdakje, een picknicktafel en kunnen weer eens afwassen met warm water. En een prachtig uitzicht. Helemaal perfect.
Mesa Verde staat op het programma. We staan vroeg op om op tijd aan de lange klim te beginnen. Het fiets gemakkelijk zonder alle bagage. Na drie uur staan we boven. We lopen nog naar een aantal uitzichtpunten en lunchen voor we de toer beginnen. We stappen met allemaal oude mensen en één gezin in een bus. De gids is een enthousiaste vrouw die mooie verhalen kan vertellen. Tussendoor stappen we uit de bus om opgravingen te bekijken van ‘pithouses’. De vroegere hutten van de mandenmakers rond 700 n.c. met een vuurplaats in het midden, wat later ‘kiva’s’ werden. De hutten werden steeds dieper uitgegraven, in verband met koelte in de zomer en warmte in de winter. Nog altijd met een vuurplaats in het midden, en met een luchtschacht. Daarna rijden we naar de ‘cliff-dwellings’.
Het is ongelooflijk hoe de mensen rond 1100 n.c. in de cayonwanden deze huizen bouwde. Ze waren blijkbaar goede klimmers, want de canyonwand gaat stijl naar beneden. Deze restanten zijn nog goed bewaard gebleven. Wij moeten over smalle trappetjes naar beneden en over ladders weer terug naar boven. We zien nog andere cliff-dwellings op de route. Maar de weg er naar toe is onzichtbaar.
Het is nog een mysterie waarom de mensen plotseling wegtrokken uit deze cliff-huizen, we horen verschillende theorieën; droogte, betere omstandigheden elders, hun geloof om verder te trekken. Het gekke is, dat rond dezelfde periode in Europa de (technische) ontwikkelingen al zoveel verder waren dan hier.
Om zes uur zitten we weer op de fiets voor de terugrit. Dit keer zijn we in een dik uur beneden.
En dan is het tijd om Colorado te verlaten. We gaan in enkele dagen naar Monument Valley, in Arizona. En dan richting de Grand Canyon in Utah. We hebben nog vijf weken voor ons liggen..
Wat een geweldig mooie omgeving…..geniet ervan want het zal wel eenmalig zijn…..veel fietsplezier nog en tot het volgende mooie verhaal.
Het aftellen is begonnen. Geniet er nog van, want zo iets komt denkt ik “niemals wieder”
Snuif alles goed in je op. Tot weer het volgende verslag.
Groetjes OMA