Na vijf dagen zijn we weer terug in de beschaving! Er zijn bomen voor schaduw, er is een winkel met vers fruit en waar ik ’s avonds het meest van geniet; er is een douche om mijn haar, wat bijna horizontaal blijft staan van het zweet en stof, te wassen. Haleluja! De keerzijde van al deze luxe is, dat we weer in groot-verbruik-land zijn aangekomen. We eten een sinaasappel voor de winkel, terwijl chauffeurs hun grote jeeps voor onze neus parkeren en stationair laten lopen, terwijl ze binnen boodschappen doen. Het is een drukke boel op de camping. Maar we slapen als een blok. Ik blik terug op fantastisch mooie dagen op de great divide, en ook verschrikkelijk zware dagen. De rust, stilte en weidse uitzichten in de prachtige natuur zijn alleen te bereiken via moeilijk begaanbare, achteraf-wegen. Daardoor blijven ze natuurlijk ook zo rustig.. De komende dagen rijden we over asfalt in Yellowstone, dan hebben de zwellingen onder mijn zitbeenknobbels (van het gestuiter over hetgeen ze ‘gravel’ noemen) even tijd om te helen.
Wanneer we West-Yellowstone in fietsen draaien we af naar een opvangcentrum voor beren, wolven en roofvogels. We zien onze eerste grizzlybeer, Sam genaamd, op veilige afstand rondscharrelen naar verstopt eten.
De grizzly’s die we zien zijn stuk voor stuk joekels. We pakken onze route weer op, het nationale park in richting Madison, waar we een plekje op de camping vinden. We treffen meerdere andere fietsers en wisselen verhalen uit. De Great Divide komt hier namelijk samen met de Trans Amerika-trail. We hebben ’s ochtends nog een interessant gesprek over de balans vinden van vrijheid. Dat vrijheid hand in hand lijkt te gaan met weinig zekerheid. En dat bij het kiezen van zekerheid, je automatisch vrijheid moet inleveren. In onze Westerse wereld lijkt kiezen voor zekerheid vanzelfsprekend en er draait een hele economische sector op. Hypotheken, verzekeringen, contracten. Ze snoepen stuk voor stuk een beetje vrijheid weg. En hoe houd je balans?
Ik moet denken aan een zin uit mijn schriftje wat ik meesleep; ‘Vrijheid is niet alles willen en alles moeten, maar jezelf beperken tot wat écht belangrijk is’.

We blijven een dag staan en nemen de fiets om de geisers en hotsprings te bekijken. Het is als een dag in de Efteling, met als verschil dat het nu auto’s zijn met mensen erin die staan te wachten, voordat ze de parkeerplaats van de attractie op kunnen. Wij zijn de mensen met een voorrangspas, we fietsen overal langs. Er is, zoals ook in het pretpark, een wachtrij voor de wc, bij het cafetaria en de souvenirwinkel.
Na meerdere attracties bezocht te hebben, krijgen we steeds meer zin morgen weer lekker verder te trekken.
We staan weer vroeg op en zitten dik ingepakt op de fiets, terwijl we langs de dampende en naar zwavel ruikende poelen rijden.
Ik verbaas me dat ik adem tekort kom deze ochtend. Ik kan Paul amper bijhouden, terwijl ik weet dat ik dit normaal prima kan. We wisselen van plaats en tijdens een kleine klim steek ik mijn hand uit, als teken om te stoppen. Ik stap naast mijn fiets en wordt niet goed. ‘Ik weet niet wat ik heb, maar ik kom adem tekort en voel me zo slap’. Zittend naast de kant van de weg, duurt het een tijd voordat ik weer verder kan. Na nog een lange stop, maken we héél langzaam meters. Het gaat goed zolang ik niet buiten adem raak. We puzzelen wat het kan zijn. Hoogteziekte op 2300 meter vinden we onwaarschijnlijk, nu we al enkele weken op deze hoogte fietsen. Mijn longen branden lichtjes tijdens het ademen. In de middag steekt er een flinke wind op en komen we in meer open gebied.
Daarna krijg ik steeds meer lucht en voel ik me beter. Misschien dat de gassen uit de borrelende poelen toch niet zo goed zijn.. We fietsen de toeristische route naar Mammoth. Er zijn wegwerkzaamheden en we moeten lang wachten op de eenbaansstukken. Als fietsers mogen we pas door nadat de auto’s gepasseerd zijn, en laat daar nu net geen einde aan komen.. Later worden we zelfs van de weg afgehaald omdat er een stoet auto’s aankomt op een deel van de weg waar twee banen vrij zijn. ‘For your own safety’, jaja, denk ik.. We fietsen al meer dan 6000 km over de weg, dus 1 stoet auto’s op een tweebaansweg lijkt me twee keer zo veilig als in een normale situatie. Daarna escorteert ze ons een deel omdat ’their are two trucks coming down’. Heel aardig allemaal, maar het komt wat betuttelend op mij over.
In de namiddag, vinden we met 30+ een mooi plekje op de camping in Mammoth. Wij gaan weer vroeg naar bed, want morgen staat er een zware klimdag te wachten.

De noordelijke en westelijke route van Yellowstone vind ik persoonlijk veel mooier dan de geisers en pruttelende modderpoelen. Na een warm nachtje met vloerverwarming klimmen we de Dunraven pass op van 2700 meter. We doen er bijna de hele dag over, krijgen veel duimpjes, mooie uitzichten en als grootste verrassing krijgen we op de top een moedergrizzly met kleintje te zien, op grote afstand, maar met de zoom-functie van de fotocamera goed zichtbaar. Super gaaf!
’s Ochtends fietsen we nog een stuk langs de canyon. Nemen een kijkje bij de waterval, waar een Chinees sprekende buschauffeur zijn Chinese toeristen al schreeuwend in het gareel probeert te houden. Ze klimmen op de rotsen om selfies te maken met hun selfiestick.
Ook wanneer we de grote kudde bizons naderen zijn het Chinesen die onbevreesd naar deze wilde tanks lopen om zichzelf op de gevoelige plaat vast te leggen. Bij het infocentrum hebben ze ons op het hart gedrukt auto’s stil te houden om ons te dekken. Bij bizons aan beide kanten van de weg, moesten we om twee auto’s dekking vragen. En eenmaal in de buurt snap ik waarom.. Ze zijn gigantisch! De mannetjes maken diepe, harde bromgeluiden. We zien ze onderling een strijd voeren om de dames, waarbij ze snelle sprintjes trekken en hun gigantisch grote, harige hoofd tegen de ander beuken. We stoppen en vragen om back-up. De oma achter het stuur lijkt het niet te snappen, wanneer ze achter mij blijft rijden. We stoppen bij een parkeerplaats, waar het vol staat met fotoknippende toeristen. Wij doen even mee, totdat er twee grote heren het parkeerterrein oplopen. Ieder aan één kant van de rij auto’s. Ik parkeer mijn fiets tussen de auto’s. De bizon komt steeds dichterbij, wij draaien mee achter de auto, de fiets laat ik staan. Hij besluit rakelings langs mijn fiets te lopen. Met één duwtje had deze omgelegen, maar gelukkig heeft hij meer interesse in het vrouwtje verderop. We besluiten verder te fietsen. We stoppen tussendoor enkele auto’s om ons te beschermen. Voor het eerst kunnen we overal fietsen. Links op de weg, op de middenstreep of onze vertrouwde plek rechts. Automobilisten houden nu gelukkig rekening met ons. ’s Middags fietsen we Yellowstone uit en Teton Nationaal Park in!
Meerdere fietsers hebben ons aangeraden dit park niet over te slaan. We laten de Great Divide nog even los, wat maar goed is. Want van een vakantieganger horen we dat de pas die we anders moeten hebben afgesloten is door een bosbrand.
We fietsen naar Jackson, waar we een rustdag (of meerdere) gepland hebben. Mijn lijf krijgt steeds meer pijntjes en heeft wat rust nodig, maar ook mentaal krijg ik minder zin om te fietsen. Tijd voor wat anders. En na 6 dagen is een douche ook weer fijn. Wanneer we ’s ochtends heel vroeg vertrekken vanuit Colter Bay, kunnen we de Tetons amper zien, we denken van de ochtendnevel. Later ruiken we een brandluchtje en in het volgende uur trekt het dicht van de rook.
We maken onze bandanas nat en binden ze voor, om in de prikkelende lucht verder te kunnen fietsen. Er is nog veel verkeer op de weg, niemand lijkt zich druk te maken. Bij de infocentra doen we navraag. Op onze route is een grote brand aan de gang, maar de weg is inmiddels weer open.

In Jackson klaart het wat op. Helaas blijkt er geen camping te zijn in dit grote, toeristische plaatsje. Verdorie denk ik, nog geen rustdag. We gaan zitten voor een plan B en besluiten in twee dagen door te fietsen naar Pinedale. In de hoop dat we daar ook minder last hebben van de rook. Op het eind van de dag stoppen we bij een KOA-camping (normaal veel te duur), maar met 90 km op de teller is het genoeg geweest. Dan blijkt dat ze vol zitten en voor fietsers geen uitzondering maken. Ze sturen ons weg. Een campinggast, vader van 5 jongens, vraagt ons het hemd van het lijf, biedt ons een douche aan in hun cabin en zelfs een avondmaaltijd. Helaas moeten we dit fantastische aanbod afslaan, omdat een slaapplek eerste prioriteit heeft.
We moeten door, mijn verwachtingen moet ik telkens bijstellen vandaag. Van rustdag, naar kampeerplek met douche, naar überhaupt een slaapplek. Om 7 uur en bijna 100 kilometer op de teller, besluiten we bewoners te vragen of ze een plekje voor onze tent hebben, we zijn beide moe. We stoppen net voor het gebied waar de bosbrand is geweest. Wildkamperen is niet mogelijk en onverstandig. Bij een groen stuk gras voor een huis besluiten we te stoppen.
En we mogen blijven! We moeten een brug over, een poort door en komen uit op een groot stuk grond met een tipi-tent, lange tafels gemaakt van boomstammen, een bbq, een vuurplaats.. Mijn mond valt open. Het blijkt een geheel verzorgd vakantieoord te zijn, waar mensen een huisje huren (met een houten schommelstoel op iedere veranda) en lange ritten te paard maken. Op zondag is er een grote bbq-avond met muziek en een groot kampvuur. Er is zelfs een houten dixie, en we hebben de rivier voor een ‘douche’. Dit had ik niet meer verwacht vandaag. Een prachtige plek! Terwijl Paul binnen aan de bar nog een biertje drinkt, kruip ik uitgeput in de tent. Morgen weer een nieuwe (lange) dag.

’s Ochtends worden we om 5 uur wakker van geklinkel en hoefgetrappel. Ik spiek uit de tent. Een grote groep paarden komt voorbij gedraafd, aangespoord door een ruiter te paard.
Om half zes ruiken we de eerste rook en staan we gauw op. Het is nog 100km tot Pinedale en ik wil het heel graag in één dag halen, ondanks de lange klim met 500 hoogtemeters en de rook. We lezen de laatste fire-updates op een bord naast de weg, voor we vertrekken met natte bandanas omgebonden.
We passeren het afgebrande gedeelte. Bij een klein tankstation drinken we een kop thee om onze droge keel te smeren en gaan gauw weer verder. Wanneer de bandana droog is, en de zon doorkomt, voelt het als een gratis stoombehandeling voor mijn porieën. Rond 12 uur trekt het wat meer open. En om 2 uur kan de bandana af. Ik ben vastbesloten Pinedale vandaag binnen te fietsen. Mijn pijnlijke knieën negerend, kneden we flink door. De gedachte aan een douche en een paar rustdagen houdt me aan de gang.
‘Yeah, Pinedale’ roept Paul om zes uur. We made it! We fietsen door het dorp en oriënteren ons. De winkel, de camping, de visitor information. De camping kunnen we in eerste instantie niet vinden, we zien wel een veldje met nieuw aangeplante bomen en een dixie. Ik fiets terug naar het bord. ‘Paul, deze kant! Dit is de camping..’ Ik hoor hem mopperend aankomen, dit is toch geen camping? Er staat niemand! We bestuderen het bord. Voor tien dollar kun je een tent opzetten. Bij het zwembad zijn douches. Geen ideale plek voor enkele rustdagen. We balen. We kijken op de website of er een warmshower-adres is, en we hebben geluk. Alleen zijn we extreem last minute, dat verkleint de kans, maar we doen een poging en bellen op. En ook nu treffen we het, we zijn welkom! Na onszelf getrakteerd te hebben op een goed belegd broodje, fietsen we naar Jay en Sam, hun twee kinderen en de hond. We krijgen een bed in een kamer in de garage, kunnen douche (héérlijk) en kletsen de eerste avond. We mogen enkele nachten blijven voor wat rust. Op de eerste rustdag struinen we door Pinedale, een leuk stadje, knus en gezellig met alle faciliteiten.
’s Avonds arriveren er nog drie fietsers en we zitten gezamenlijk aan de avondmaaltijd. We eten voor het eerst Elk (erg lekker) en bij een vuurtje in de tuin wisselen we verhalen uit. Op de tweede rustdag krijgen we van Sam kaartjes voor het zwembad, we trekken baantjes in het wedstrijdbad en zitten daarna in de ‘hot tub’ waar de spieren ontspannen. Die avond maken Paul en ik wortelenstampot en draaien we 18 gehaktballen voor 10 man. Met zes fietsers mogen we overnachten, voor ieder een bed. Het voelt fantastisch in een echt ’thuis’ te zijn. Het is een luxe hoe goed er voor ons gezorgd wordt. Paul en ik weten het zeker, dit geven we door. We voelen ons erg dankbaar! Omdat ik erg geniet van het uitrusten, fietsen we een dag later een kleine 20 kilometer naar het meer in de bergen noordelijk van Pinedale. Eerst gaan we nog boodschappen doen en omdat ze hier alles hebben, sjouwen we even later onder andere een meloen, blauwe bessen, appels, bananen, peren, nectarines en sinaasappels mee naar boven. De fiets voelt veel te zwaar, maar de komende dagen kunnen we in ieder geval genieten van veel fruit en groenten.
We zoeken een mooi plekje uit met uitkijk op het meer en veel bomen voor schaduw overdag. Perfect voor mij om een aantal leeskilometers te maken, terwijl Paul kiest voor een fietstochtje en een lange wandeling, op naar het hoogste punt op 3150 meter.

De volgende dag heeft hij spierpijn. Ik wil nog een dag blijven. Ik lees mijn 2e boek uit in 2 dagen. En besef dan ook hoezeer ik op zie tegen het komende deel van de route. We gaan de Great Basin door, een deel woestijn met 220 kilometer niks. Geen water, geen bomen, geen geasfalteerde weg, alleen een brandende zon en een bak met zand. Gauw daarna zullen we Colorado binnenfietsen, een route waarbij we tussen de 2000 en 3000 hoogtemeters blijven klimmen en dalen. Eenmaal uitgesproken hoe ik er tegenop zie, begrijpen we elkaar weer wat beter en zakt bij mij de spanning. Nog 1 dag om het laatste beetje moed te verzamelen. Dat doen we met een duik in het meer, relaxen met de voeten hoog en een kampvuurtje in de avond. Kortom, genieten!