Op de fiets naar Rome. Inmiddels is het een feit, maar enkele maanden geleden spookte deze gedachte nog door mijn hoofd. Dit waren maanden waarin ik mij nog in de schoolbanken bevond. Naast het studeren ontwikkelde zich langzaam het verlangen om weer op de fiets te willen stappen. Deze kriebels werden tegen het einde van het studiejaar sterker. Sterker dan ik tijdens de examens kon gebruiken.
Mijn keuze viel op Rome, waarom? Simpelweg omdat het vanuit Nederland goed te bereiken is. Daarbij ben ik nog nooit in Italië geweest en lijkt het mij bovenal een mooie tocht.
Er lijden veel wegen naar Rome zegt men, maar er zijn maar twee fietsroutes.
Welke zal ik nemen? De Benjaminse- of de Reitsma’s route. Ik heb mij laten vertellen dat de Benjaminse iets meer hoogtemeter telt. De keuze is daardoor snel gemaakt. Hoe zwaarder een tocht hoe mooier ik de natuur vind. Een definitieve voorkeur qua route ontstaat pas als ik op de wereldfietser een topic lees over ‘onverharde Alpen collen’. Ik word enthousiast. Het verlangen om eens een pittig stukje door de Alpen te trappen trekt mij wel. Het vliegticket ‘Rome – Weeze’ is inmiddels geboekt. Het uitstippelen begint… Al snel veranderd de bestaande Benjaminseroute tot een heftigere tocht? Een tocht met serieuze hoogtemeters. Mijn glimlach wordt groter wanneer blijkt dat ik alles binnen de gewenste 5 weken kan fietsen.
De route loopt als volgt: Van Maastricht naar Basel, van Basel door de Zwitserse Jura naar Genève. In Genève staat een rustdag op de planning om mij voor te bereiden op de tocht door de Alpen. Daar zak ik zuidelijk af naar Susa, een klein stadje in Italië, waarna ik coll du Finestre (2176m) zal beklimmen, om vervolgens op het hoogste punt een oude militaire, onverharde weg door de Alpen op te pakken. Gedurende deze steenslagweg wil ik een 5 tal passen boven de 2500m. trotseren. Dit is voor mij het hoogtepunt. Letterlijk en figuurlijk. Na deze ‘Alpenknaller’ zak ik verder Zuidwaarts af door de vele Gorges die de weg richting de Middellandse Zee kent. De kust blijft daarna aan mijn rechterhand tot aan Pisa. Daar zal ik weer inhaken op de oorspronkelijke route en zal ik kennis maken met de Toscaanse binnenlanden tot ik Rome bereik. Al met al de Benjaminse, maar dan met een +je van de Alpen. Leest je mee? Ik probeer elke week een update te plaatsen…

Paul

Rond 1 uur is het zo ver. Mijn reis kan beginnen. Met een dubbel gevoel duw ik mijn fiets in beweging, nog een keer achteromkijkend naar Yvette. Even weet ik niet of ik blij moet zijn of verdrietig. Na Eisden dienen meteen de Zuid Limburgse heuvels zich aan. Ik lijk wel vergeten wat dit ook al weer inhield, want ze vallen mij niet bepaalt mee. Een uitkijktoren nabij Merch geeft mij nog een laatste blik terug op Nederland, waarna ik opzoek ga naar de aansluiting op mijn route. 15km trap ik redelijk goed weg. De 15 erop lijken er er wel 30. Tijd voor pauze. Een opaatje komt mij vergezellen op het bankje waar ik mijn boterham zit te eten. We kletsen over het weer en zijn vroegere dienstjaren als veehouder. Ik moet verder, denk ik na een tijdje. Van wie eigenlijk?, denk ik later als ik weer op de fiets zit. Nou, ik had 90km op de planning vandaag, maar die gaan het zeker niet meer worden besef ik wanneer de volgende heuvel zich aankondigt. Het zal morgen wel beter gaan, praat ik mijzelf moet in, terwijl ik doorstomp met het gevoel dat ik pap in mijn benen heb. Wanneer ik de 45km overwonnen heb trakteer ik mij op de eerste en beste camping. Voor ik die bereik maak ik kennis met een stukje Vennbahn. De omgeving veranderd in een donker en schaduwrijk bosgebied. De gravelpaadjes geven mij energie en even heb ik het gevoel alsnog 90km te fietsen vandaag. Maar bij de eerste de beste heuvel besluit ik mijn campingplan, en daarmee het einde van de eerste fietsdag toch maar te accepteren. 55km staan er op mijn teller wanneer ik de rustige en verscholen camping in Roetgen op fiets.

Het is 4uur, kou in de tent en ik voel een volle blaas als ik wakker word. Opstaan of nog niet? Ik rek het tot half zes. Om kwart over zes ben ik klaar voor de tweede dag. Onder toeziend oog van de opklimmende zon maak ik mijn eerste kilometers, die mij overigens goed bevallen. Twee bekenden, waaronder Wouter, raden mij af om het eerste deel van de Vennbahn te fietsen. Dit omdat er weinig uitzichten zijn en het saai blijkt te zijn. Mijn plan om dan maar een stukje over de Eupse Vennen te fietsen ,i.p.v de oorspronkelijke route, komt hierdoor dus vandaan. Ik trek de diepe donkere bossen van de Vennen in. De paden wisselen tussen asfalt en gravel. Te midden bevind zich een moerasachtige heide waar de begroeiing laag genoeg is om even van mij af te kunnen kijken. Ik had gehoopt op deze vroege ochtend enkele herten te spotten, maar die blijven uit. Ik blijf alleen achter, nog steeds zoekende of dit wel zo lekker voelt…
Iets ten Zuiden van Monschou pak ik de route weer op. De zon prikt langzaam door de sluierbewolking. Tijd voor een pauze waarbij ik even op kan warmen. Ik krijg bezoek. Gedurende een kwartier hoor ik hoe de Duitse man vertelt over zijn fietstochten. Ik val in het niets met mijn Rome-reisje.. Deze beste praatjesmaker weet te vertellen dat hij 307 km op een dag fietst en dan nog wel in een tijdsbestek van: nicht weniger als 6 Stunde. In ruil voor zijn prestatie kreeg hij gratis bier van degene die hem geloofde. Hij fiets weg als hij uit gebabbeld is, maar niet met 51km/p (307:6=51).
De Vennbahn begint voor mijn gevoel nog altijd niet als een niets bijzondere lap asfalt, waar de uitzichten beperkt blijven door begroeiing. Pas na Faymonville komt er verandering in. Gravel neemt het over van asfalt. Met deze gewaarwording worden ook de uitzichten mooier. Kleurrijke grasweides wisselen donkere en koele dennenbossen af. Waterstroompjes klateren overal om mij heen. Onder de klanken van A State of Trance overzie ik de bloeiende grasweides, dit om de stilte om mij heen even weg te nemen. Gedurende de dag duwt de wind het gras platter en platter. Gelukkig in mijn voordeel. Ook de zon komt ook meer tevoorschijn in de middag. Ik noem ze beide maar twee goede vrienden, wetende dat het op dit moment mijn enigste twee vrienden zijn..

Ik merk dat mijn benen s ‘ochtends nog niet zoveel kracht kunnen leveren. Deze ochtend worstel ik weer met de eerste heuvels, en dat terwijl ik super geslapen heb. Ik vervolg mijn tocht langs de Our tot in Vianden. Daar trakteer ik mij op een choco-croissant, wat ik even later langs de rivier opeet. Ik merk dat ik begin te wennen aan het alleen fietsen. Het lege gevoel om mij heen ebt weg. De behoefte om te kletsen verwerk ik met schrijven. Met plezier stap ik na mijn pauze weer op de fiets. De weg slingert verder naast de Our. Ik flaneer rustig mee. Zo nu en dan heb ik zicht op de flauwe bochten waarmee de rivier zich een baan door het landschap zoekt. De heuvels er omheen zijn volledig begroeid.
Bij Grundhof laat ik de Our los en trek ik door het Müllertal valley richting rivier de Sure. Steile wanden rijzen hoog op langs de weg. Bomen weten zich op wonderbaarlijke wijze vast te houden aan de hellingen. ROUTE BARICADE staat er opeens voor mij als ik bij een T-splitsing de juiste weg wil nemen. Ik gok het er maar op. Een tegemoetkomende chauffeur verlost mij uit mijn onzekere km. “Ik moet er langs kunnen met een fiets”, is hetgeen wat ik uit zijn woorden/gebaren begrijp. De schoonheid van hiervoor herhaalt zich ook op dit traject. Ik geef mijn ogen goed de kost. Bij de versperring moet ik een stukje te voet afleggen, wat ik verder niet als straf beschouw.
In Junglinster is het gedaan met de natuur. Na een kleine boodschap vervolg ik mijn weg naar Frankrijk. Eenzaamheid lijkt wel gepaard te gaan met saaie stukken. Met behulp van mijn I-pod overbrug ik het stuk tot ik de Moezel bereik. Al ver van tevoren overzie ik het Moezeldal. Dat betekent dus afdalen! Ik kom terecht in een wijnstreek. Gedurende mijn rit langs het water aanschouw ik grote velden druivenplantages. Keurig rij in rij tegen de berghellingen. Ik twijfel of ik vandaag mijn tent ergens verdekt langs de waterkant zal opzetten, maar een prima camping net voor het 100km moment, voor slechts €5,50, doet mijn wildkampeerplan uitvegen. Gezamenlijk met een ander fietsend stel deel ik het aangewezen plekje. Aangename gezelligheid dus.

Ik schud mijn buren een hand en wens ze beide een goede reis toe, waarna ik vertrek. Ik heb vernomen van Henk, mijn buurman, dat de streek tot aan de Vogezen een bijzonder arm gebied is met weinig winkels. Dus voor ik mijn route oppak sla ik nog even goed in. De extra kilo’s zijn voelbaar, maar niet direct hinderlijk. Tussen het geritsel van het graan maak ik mijn laatste kms langs de Moezel, waarna ik Noord-Oost Frankrijk intrek. Als de rivier uit het zicht is resteren er slechts eindeloze velden. Ieder met hun eigen gewas, kleur en golvend effect. Het kleurencontrast is enorm, mooi mag ook wel gezegd worden. Ik zweef met de wind mee door het glooiende Frankrijk. Hier tussen de velden domineert de torenvalk, al zwevende boven mij. Ik fiets als klein kleurrijk stipje verder. Van dorp na dorp, van heuvel na heuvel, puur genietend.
Mijn jas is inmiddels uit, maar terwijl ik naar boven klim gutst het zweet van mijn voorhoofd. De zon is sterker dan de dagen hiervoor. Ook mijn trui vindt snel een plekje achter op de fietstassen.
Eenmaal in Altroff oogt het verlaten, grauw en kil. De woorden van Henk lijken te kloppen. Ik stel mijn pauze nog even uit, kijkende naar de werkeloze waterpompen aan het einde van het dorp. Met een boterham salami, ketchup en peper achter de kiezen vervolg ik mijn weg. Maar al snel kom ik tot de conclusie dat ik beter door had kunnen fietsen en nog iets later had moeten pauzeren. Ik Vigy passeer ik namelijk de laatste winkel waar ik mij kan bevoorraden. Het is 7 over 12, 7 minuten te laat dus. Pas om 14:00uur weer open mompel ik teleurgesteld. Een oudere kerel komt mij tegemoet. Mooi denk ik, hij weet vast wel of er misschien nog een plekje is voor water te halen. Maar tevergeefs, ik kom niet tussen zijn aaneengesloten uitstoot van woorden. We gaan van Het Rembrandt museum in Amsterdam naar de Alpen en terug naar België. Deze beste man is overal geweest als ik het moet geloven. Een kwartier tikt zomaar voorbij. Het tweede kwartier ook. Een derde wil ik mijzelf besparen en besluit het gesprek, (lees zijn verhaal) af te kappen. 15km verderop neem ik nogmaals pauze bij het zien van een oude hooischuur. Terwijl ik mijn boterham eet rammelen de metalen platen door de wind. Wind die ik dit keer tegen mij heb, al kms lang, heuvel op en af. Voor de rest is het hier stil, muis stil.
Over de rest van de dag kan ik kort zijn. Doorstompen, kilometers maken en heuvel op en af. Om 17:00 uur verplicht ik mijzelf om nog een uurtje door te fietsen, dit omdat ik moet wildkamperen vandaag en niet te vroeg ergens op een eenzame plek wil staan.

En het golft maar door, zeg ik tegen mijzelf, wetende dat het met de aanhoudende tegenwind best een pittig dagje kan worden. Ik moet eerlijk toegeven dat ik blij ben als ik morgen in de Vogezen ben. Ik geloof het ondertussen wel met die golvende graanvelden na 200km. De dorpen die ik passeer geven een vervallen en uitgestorven indruk. Huizen lijken al jaren leeg te staan en aan het lange, witte ondergoed aan de waslijnen te zien woont hier maar weinig jeugd. Wanneer ik zo nu en dan stop om ergens een stokbrood te eten word ik overvallen met een ongekende stilte. Een stilte om even van te genieten.
Bij Mittersheim moet ik rechtsaf bij een kleine sluis. Al snel volgt sluis nummer 2. Op de kaart zie ik dat ik het kanaal tussen de Moezel en de Rijn volg. Een schitterend stukje natuur omgeven door water. De sluisjes volgen zich snel achter elkaar op om het hoogteverschil te overbruggen.
Enkele van deze idyllische huisjes, met elk hun eigen sluisnummer, zijn nog bewoond, maar de meeste vervallen en/of vernield.
Plezierboten lijken uren bezig te zijn om de gehele afstand van maarliefst 13 sluizen te overbruggen. Ik overbrug de afstand langs het water met de wind van opzij. Weer eens een andere ervaring dan tegen.
Bezweet en besmeurd met zonnebrand kleuter ik naar boven wanneer ik het kanaal loslaat. Aan mijn kleverige lichaam plakken tientallen vliegjes, zoemende of ze nog los kunnen komen. Maar tevergeefs, wanneer ze los zijn is hun leven voorbij door een van mijn grote handen. Nu ik het kanaal achter mij laat en ik weer eens ver voor mij uit kan kijken zie ik langzaam enkele silhouetten van bergen op mij af komen die de Vogezen moeten voorstellen.

Hé een winkel, zie ik op mijn gps. Tegelijkertijd kijk ik naar de klok en zie dat het 13:00uur is. Balen, die zal ook wel gesloten zijn. De Intermaché ziet er inderdaad erg donker uit. Ik besluit toch even naar de schuifdeur te fietsen. De twee glazen deuren schuiven ieder opzij. Ik kijk tegen stapels fruit en groenten aan. Mijn fiets verdwijnt voor even op een schaduwrijk plekje zodat ik toe kan slaan. Heerlijk, nieuwe spulletjes kopen.

Coll du Donon 24km, deelt een bord mede. Ik kijk op mijn teller, 15:10 uur en 75km gefietst. Wat zal ik doen? De twijfel is echter van korte duur, fietsen natuurlijk! Mijn benen zijn nu goed warm. Met een flinke slok water achter de kiezen treed ik het donkere bos in wat ‘de mond’ van de Coll voorstelt. Het stijgingspercentage is prettig. 16km slingeren deelt een ander bord mede wanneer ik de eerste bocht door ben. Ohw, en die andere 8 km dan, denk ik. Die zullen toch niet recht naar boven gaan.. Gestaagd maak ik kms. Ik heb een dak van dennen boven mij die voor een aangename koelte zorgen. Een beekje stroomt in tegengestelde richting. Het klaterende water is rustgevend.
Over een uurtje weet ik of ik geslaagd ben. Anders moet ik maken dat ik thuis kom voor de her-examens. Hé een fietser voor mij. Ik versnel een beetje om hem bij te komen. Een Duitser zo blijkt wanneer we aan de praat raken. Ook in zijn eentje, maar dan onderweg naar huis. Hij heeft meer gefietst verteld hij, maar gezien zijn leeftijd (76) is hij bang dat dit wel eens zijn laatste tocht kan zijn. De puurheid van het fietsen en het leven dicht bij de natuur is voor hem de reden om te telkens weer op de fiets te stappen. Ik deel deze mening, vragende of hij een vrouw heeft? “Ja natuurlijk. Ik zeg altijd dat ik 30 dagen op vakantie ga”, zegt hij. “3x 30.” Ik moet lachen, het is tijd voor pauze en te kijken of ik nog bereik heb. Hij gaat even door zegt hij. Ondertussen wordt ik gebeld door mijn mentor. “Goed nieuws Paul”, hoor ik door de krakende verbinding hier onder het dennenbos. Een vreugdeskreet galmt door de Vogezen! Yes!! Maar ik was aan het klimmen, laten we dat vooral niet vergeten. Tevreden klim ik verder. Dan weer eens tussen de bomen, dan weer eens weide uitzichten. De top volgt snel. “So das ist nicht slecht fur ein Hollander”, roept de Duitser waarvan ik nog niet wist dat hij al meer dan 3000 km in de benen heeft zitten.
Het is 18:30 als ik de camping opfiets. Mijn km-teller geeft 111km aan. Het was een mooie dag en tevreden laat ik mijn pilsje in de rivier zakken zodat deze vanavond lekker koud is.

De ochtend erop zal ik de Vogezen richting het Oosten doorkruisen en daarmee ook verlaten. Met deze wetenschap verwacht ik nog wel een colletje. Met een nieuw brood en een extra fles water trek ik verder. Het is nog koel deze ochtend, maar ik heb het voorgevoel dat het wel eens een warme dag kan worden. Coll du Steige, waarschuwt een bord mij weer. Kijk daar heb je hem. Voorbereidend op de klim wil ik nog even pauzeren. Een mooi plekje blijft echter uit. Nou ja, dan beginnen we maar gewoon. De weg daalt, en daalt, en daalt. Pas wanneer ik de haarspeldbochten voor mij zie op de gps, maar ook beneden langs mij, zie ik dat het bord van zojuist de coll al geweest moet zijn. Een prettig cadeau zo in de vroege ochtend.
Net voor Sélestat buig ik af naar rechts. ‘Route du Vig’ vertegenwoordigen de bordjes langs het fietspad. Wanneer ik de laatste heuvels achter mij laat opent zich een wereld van druivenplantages. Hectaren lang zijn ze opgesteld tegen de berghellingen. Tegen de uitlopers van het gebergte staan oude kasteelruïnes. Met hier en daar een paleis van een of andere wijnboer is het plaatje prachtig. Kms lang kijk ik tegen de bergen aan met links en rechts de druivenplanten. Iets verder ten Oosten van mij loopt de Rijn. Een rivier waar ik verder niets mee van doen heb.
Gedurende de rit passeer ik overal langs de paden kersenbomen. Na boom nummer zoveel, vol met dikke spek-kersen, kan ik het niet meer weerstaan. Ik knijp vol in de ankers, trek een tak naar beneden en begin te smullen. Heerlijk die Franse smaak! Overgoten met zon en zoet!

Het kon niet uitblijven met al die stapelende wolken en benauwd drukkende lucht. Die donderslag met een flinke hoosbui. Gelukkig sta ik, wel is waar ongeduldig maar in de rij bij een supermarkt, omdat degene voor mij iets heeft gepakt wat de scanner niet kent, als het buiten losbarst. Mijn ongeduldige houding veranderd direct in standje relax, wetende dat ik hier beter sta dan buiten of de fiets.

Invalid Displayed Gallery

Van Municipal (gemeente) campings ben nooit zo kapot geweest. Dat bevestigd ook deze municipal camping weer als ik bij een van de gure types aan de deur vraag of ik hier kan overnachten. Ik blijk verkeert te zitten. Mooi, dat betekent dat deze lui dus niet bij de camping horen. Achter de juiste receptie helpt een dame mij vriendelijk, maar ondanks alle vriendelijkheid betaal ik toch fors meer dan bij andere particuliere campings, wat ik overigens niet helemaal begrijp. Zeker niet als ik het veldje aanschouw, wat een beetje sober en dor oogt. Maargoed ik wilde een camping in het stadje Roufford zodat ik eens een biertje op een terrasje kan drinken. Dat lukt vrij aardig, alleen voor een vrijdagavond vind ik het maar een dode boel hier. Maar wanneer ik tevreden in mijn tent lig, na een pot koud bier en uitgeput van een dag fietsen plus de daarbij behorende stadswandeling, gaan de speakers van het schoolgebouw achter mij aan. Luid hoor ik het publiek meezingen. Wanneer het nummer ten einde is wordt er hard gejuicht. Het volgende nummer begint. En je kunt het wel raden: er volgt meer gezelligheid, meer dan ik gezellig vind op dit tijdstip. Hierbij is het raadsel waarom het dorp op een vrijdagavond zo leeg is opgelost.
Om zeven uur wordt ik wakker van ligt getik op het tentdoek. Regen! Ik besluit toch op te staan, hopende dat het zo droog wordt. En dat doet het. Een uur later zit ik op de fiets en aanschouw ik de zielloze fietspaden langs industrie gebieden en spoorlijnen. Een tegenvaller mag ik wel zeggen. Zeker na die mooie wijnroute van gisteren. Zowel fysiek als geestelijk worstel ik mij vooruit. Fysiek omdat de weg daalt en stijgt, geestelijk omdat er geen zak te zien is en ik baal van de omgeving. Aan deze ergernis komt pas een einde wanneer ik 55km gefietst heb en ik Dennemarie verlaat, iets ten Zuiden van Mulhouse. De graanvelden zijn terug, natuurlijk met de bijbehorende (tegen)wind. Golvend met de velden mee maak ik kms. De dorpjes bestaan uit ambachtelijke huizen, gemaakt van houten balken en leem. Het fietsen is weer interessant. Ook het gevoel van eenzaamheid ebt weg nu er weer iets te zien is. Misschien komt dit ook doordat ik nu weer onder de mensen ben en niet meer weggeduwd ergens over een industrieterrein fiets.
Over iets minder dan 20km kondigt de Zwitserse Jura zich aan. Rustig aan maak ik kms. De bosrijke omgeving zorgt voor een heerlijke verkoeling. Zo, dit is wat ik nodig heb, denk ik terwijl ik mij opgetogener voel. Maar aan deze alsnog relaxte middag komt snel een eind. Misschien is dit beter verwoorden door te zeggen: ‘Dit is het begin van de Jura. Welkom Paul, en nu klimmen jij!’ Al gauw bereik ik mijn kleinste verzet, al zwoegende tegen de gruwelijk steile helling, wetende dat dit verzet eigenlijk nog veel te zwaar voelt, ploeter ik vooruit. Het gevoel dat ik veel te veel zooi meesjouw, komt al snel om de hoek. Wat kan er weg, denk ik. Spiekend tussen de bomen klauter ik omhoog, met zo nu en dan een adempauze waarbij ik het gevoel heb dat ik mijn hart zowat uit mijn keel kan pakken. Ik trap verder. De zweetdruppels zijn veranderd in een zweet stroompje. Maar zoals altijd wacht er een beloning na het klimmen. Het fenomenale uitzicht, wat tegenlijkertijd ook als een soort prestatie voelt nu ik het dal overzie.
Coll de la Croix, heet deze klim. Als ik hier eens kon slapen denk ik.. Mijn plan om wild te kamperen zet zich om tot kamperen bij de boer. Boerderij de la Croix is natuurlijk erg voor de hand liggend hier boven op de heuvel en daarom zeker zo geschikt om eens aan te kloppen. “Owja hoor, zoek maar een plekje uit. Alles wat van gras is is van ons”, knikt de jonge boer, totaal niet opkijkend van mijn vraag. Niet veel later ben ik trotse eigenaar van Zwitserlands mooiste natuurcamping. Camping de la Paul, boven op de hoge Coll.

Ik lig op mijn rug wanneer ik wakker schrik van een oplichtende tent. Niet veel later volgt een voelbaar, harde donder. Het duurt een paar tellen voordat er weer een flits volgt. Opnieuw gevolgd door een harde onweersklap. Shit, ik lig hier boven op een heuvel zonder enkele bescherming. Opnieuw een verlichte tent. Terwijl ik twijfel wat te doen klinkt de dondert opnieuw. Ik voel mij opeens klein en alleen. Weer een flits. Ik heb het idee dat het wegtrekt van mijn tent, waardoor ik besluit het maar even aan te horen. Opnieuw een flits. De donder die volgt klinkt inderdaad verder weg. Mijn gedachte lijkt goed. Flits, donder.Het komt gelukkig niet dichterbij.
De volgende ochtend is alles weer droog en lijkt er een gewone nacht verstreken. Eigenlijk is dat ook zo want op een beetje licht met wat geluid na is er niets gebeurd. Wanneer ik alles in de tassen heb zitten begin ik aan de afdaling. Netjes volgens de adviessnelheid van 60km/h daal ik af naar het dal van rivier de La Doubs. In St. Ursanne ververs ik mijn water. Een tijdje staar ik naar de vissen in de rivier, wetende dat ik niet zonder te klimmen dit dal kan verlaten. Het is opnieuw een pittige helling met diverse haarspeldbochten, die het stijgingspercentage enigszins minimaliseren. Tussen de vochtige dennenbomen klauter ik omhoog. De geur van naaldbomen komt mij tegemoet. Toch voelt het minder zwaar dan gisteren. Luisterend naar de koeienbellen bereik ik na een uur zwoegen in het lichtste verzet de top. Ik volg de borden Saignelègiers, welke mij via een iets vlakker traject daar naar toe leiden. Wederom tijd voor een boterham.
Mijn plan is om door te fietsen naar La Chaux de Fonds en daar iets langer te blijven. De weg slingert, met hier en daar nog een pittige heuvel, door de weilanden. Je mag als koe van geluk spreken als je in Zwitserland leeft. Elk beest heeft zeeën van ruimte, schaduw onder de vele bomen in de weilanden en een teil met continu vers bergwater.
Nog voor La Chaux de Fonds moet ik schuilen voor een korte regenbui. Het is deze ochtend van zonnig naar geen zon meer veranderd. Gelukkig is de bui maar van korte duur.

Vanaf nu fiets ik in twee dagen naar Genève, waar ik een rustdag zal houden om mijn benen even rust te geven voordat ik de Alpen intrek. Ik heb er zin in, lezen jullie mee..

Na het plaatsen van het laatste blog barst buiten de hel los. Er komt regen naar beneden alsof er een badkuip overloopt. Onweer galt tussen de hoge gebouwen om bang van te worden. Nou dan wacht ik nog maar even, denk ik terwijl ik blij ben dat ik op het station wifi ben gaan zoeken. Dat even duurt bijna een uur, maar ook dan is het nog niet helemaal droog. Ik gok het erop, mijn schoenen vervangen voor mijn sandalen met blote voeten, mijn t-shirt veilig droog in de tas en met alleen een hemdje en mijn fietsbroek glip ik in mijn regenkleding, hopende dat het toch een keer droog moet worden. Maar daar gaat het mis. Ik hoop altijd dat het zo een keer droog wordt, maar ook dit keer zit ik ernaast. Het wordt niet droog. 17 km leg ik af in de stromende regen, met uitzichten die beperkt worden door de laaghangende bewolking. Ach, zoveel kan er toch niet nat worden, denk ik, wetende dat dit mijn enigste troost is terwijl ik hier in mijn blote tenen meters maak.
Ik wil vanavond niet in mijn tent slapen! Dat is de gedachte die gedurende de laatste 10 km door mijn hoofd spookt. Ik besluit door te fietsen tot Les Ponds de Martel om daar bij een boerderij met schuur een droge nacht te vinden. Ik speur alle huizen langs de route af, zoekende naar waar mensen buiten zijn. Maarja, wie is er nu buiten met dit weer… Daar loopt een vrouw van middelbare leeftijd bij een schuur/woning. Ik besluit deze keer eerst te vertellen waar ik vandaan kom en waar ik naar toe reis. Daarna komt de grote vraag, “zou ik mijn tent ergens kunnen opzetten?” Ze kijkt mij verbaast aan, waarna een overleg plaatsvind met een man in de werkschuur. Ik gok tenminste dat dat haar man is. Hij is bezig een grasmaaier te repareren. “Kom maar mee”, gebaart ze. We lopen om het huis heen. Een grote houten overkapping achter de werkruimte komt tevoorschijn. Ze wijst eronder, waarop ik haar bedank. Tussen al het werktuig voor op het land parkeer ik mijn fiets. Eerst die regenkleding uit. Bah! Dan gaat er opeens een rolpoort open die de ingang van de schuur moet voorstellen. De vrouw gebaart dat ik mee moet lopen. Ik klauter een ontzettend steile trap af waarna we in de werkruimte van de man terecht komen. Ik moet nog iets verder meelopen, gebaart ze. Aha, het toilet. “En als hij dan naar de wc moet”, zie ik de vrouw denken, als het idee gezakt is dat er zojuist een vreemde gestrand is. Gek he, dat mensen daar altijd pas later aan denken. Maar er komt nog meer. Ze geeft me een handdoek. Natuurlijk, voor mij af te drogen na deze natte middag, denk ik, wat aardig. Maar het wordt nog mooier, ik krijg er een douche bij. Super, ik heb het toch maar weer getroffen.
Na een voortreffelijke pasta maaltijd zonder gehakt richt ik mijn plekje voor de nacht in. Hopelijk blijven de muizen weg…

Het is 3:45 uur wanneer de haan mij wakker maakt. “Dit is wel erg vroeg jonge”, zucht ik terwijl ik mij nog een keer omdraai. Drie uur later ben ik het het gekrijs moe en besluit ik op te staan. Het eerste wat ik doe is naar buiten kijken. Ah regen! Het kon wel onophoudend door te zijn gegaan vannacht. “Goed geslapen?”, vraagt de vrouw des huizes een beetje lachend als ik in dezelfde outfit als gisteren gedag kom zeggen. Zekerweten! “Wil je nog een nacht blijven?” Gewapend in mijn regenkleding vertrek ik. Het is altijd lastig om de eerste stap in de regen te zetten, en wanneer ik de koude druppels op mijn blote voeten voel vallen twijfel ik of ik echt wel wilde gaan. Willen is een groot woord, maar als ik hier blijf hangen, maak ik geen meters. En ik heb een redelijk strak schema moet ik eerlijk toegeven. Eenmaal onderweg vervaagt mijn twijfel. Ik vlot zelfs redelijk snel. Misschien komt dit wel omdat het nog steeds vreselijk voelt, al die koude druppels op mijn tenen en dat doorlekkende regenpak..
55km leg ik af in de stromende regen. Volgens buienrader zou er vandaag 70% kans op neerslag zijn. Het kan zijn dat ik door de druppels, die 30% geen druppels, niet gezien heb? Tijdens het klimmen gaat het nog wel, dan warm ik op en komen de druppels niet te hard aan, maar tijdens de afdalingen, dan plakt mijn zeiknatte regenjas tegen mijn buik, koud als ijs. Mijn mouwen klapperen in de koude wind langs mijn armen, waardoor kippenvel geen kans krijgt om rechtop te staan. Maar ook hier geldt, de eerste afdaling is het ergste.

Na een lange klim richting de top van Coll de la Aiguillon ben ik op. Ik moet even eten, maar heb het eigenlijk te koud hierboven waardoor ik toch de afdaling inzet. Naarmate ik door het vochtige dennenbos afzak voel ik de lucht warmer worden. Zo nu en dan fiets ik even door de wolken, goed oplettende op de weg en met mijn handen aan de remmen. Het heeft ook wel wat dit weer. Dit is ook de Jura. op zijn puurst
Langzaam komt het dorp in zicht. De afstand naar Vallorbe valt mij nog enigszins mee. De weg klimt niet meer zo steil en de ergste kou is voorbij. Het lijkt zelfs een beetje op te klaren, maar met deze uitspraak wil ik nog wat voorzichtig zijn. Wat resteert zijn grote boerderijen met veel gras, nat gras.
In Vallorbe zijn gelukkig wel alle winkels open waardoor ik eindelijk, na wat lichte paniek dat ik niet veel soeps te eten zou krijgen vanavond, wat in kan slaan. Het stadje ligt er nu, met de dichte bewolking en resterende miezer regen, wat verlaten bij. Mensen rennen over straat met paraplu’s. Terrassen zijn gesloten en het verkeer smijt af en toe een flinke lel bruin water omhoog waardoor ik mensen gekke sprongen zie maken. Ik bestudeer ondertussen de kaart, wetende dat ik dit dal niet zonder te klimmen kan verlaten. Ik kies voor het fietspad is mijn besluit, wat bij het begin al zo stijl omhoog gaat dat ik er meteen spijt van heb. De doorgaande weg, ook richting Le Pont, loopt via een andere bergrug. De weg, mijn weg dus, wordt onverhard, iets wat ik normaal te gek vind, maar waar ik vandaag niet echt op zit te wachten. De keien zijn nat en glibberig. Op het pad lopen kleine riviertjes. De bomen regenen nog een tijdje na waardoor het lijkt alsof het opnieuw is begonnen met regenen. Nu lijkt het alsof het droog was, maar het miezerde slechts nog. Opeens zie ik een hutje. Ik besluit even te stoppen voor een slok drinken. Hé, het deurtje kan open. Er verschijnt een klein maar verscholen trekkershutje wat bestemt is voor iedereen zolang het niet vol is. Er is niemand. Dit wordt mijn slaapplek.
Ik kijk om mij heen, zet snel de fiets binnen en kijk nog eens om mij heen. Een kachel om op te koken, lucifers en oude kranten om de kachel mee aan te maken, een houten tafel met twee banken, haardhout, een bijl, kaarsjes, wc-papier, er is werkelijk alles. Ik stook de kachel warm, plaats mijn pannetje met lasagne erop en hang mijn kleren te drogen. Al snel is het aangenaam warm binnen. Toch bekruipt mij een eenzaam gevoel. Ik, hier helemaal alleen, in een donker bos, in een houten hutje. Het gevoel wordt sterker. Ik geef mijzelf de tijd tot zes uur en besluit zowiezo hier te eten. De lasagne pruttelt tenslotte al. Terwijl ik van de warmte geniet en van de warme maaltijd valt mijn keuze. Ik voel mij niet helemaal op mijn gemak hier.
11km verderop, aan Lac de Joux, vind ik een plek voor de nacht met dit uitzicht. Geweldig toch?

Het is 7 uur als ik mijn tent open rits. Het water golft in de richting waar ik naartoe moet. Wind mee dus. Dat mag ook wel na al die regen van gisteren. Een beetje kou en stijf begin ik aan de eerste meters. De bewolking hangt niet ver boven mij. Ik moet nog één heuvel over en dan kom ik bij het meer van Genève. Met weinig zin trap ik bergop. Een bord waarschuwde mij voor 4km klimmen, met 300 hoogtemeters. Dat is gemiddeld 7.5% stijgen. Wil ik dat eigenlijk wel weten…
Inmiddels is mijn uitzicht gedegradeerd tot nul. Ik ben omringt met wolken, die een koud en nat gevoel met zich meebrengen. Wanneer ik de top over ben krijg ik meer zicht. Weilanden strekken zich ver uit. Mijn pad loopt er midden doorheen. Het golft een tijdje zo door, waar ik gezien de mooie omgeving weinig moeite mee heb. De velden kleuren hier en daar geel van de bloemen. Af en toe is er een strook blauwe of paarse bloemen zichtbaar. De koeien grazen tevreden waardoor ik denk dat ze weinig moeite hebben met dit kille weer. Zou het bij het meer van Genève beter weer zijn?
Ik zet de afdaling in. Tussen de bomen vang ik af en toe een blik van het water op. De weg blijft maar dalen. Eventjes kort praat ik met een andere fietser welke van Zwitserse afkomst is. Dan daal ik verder naar beneden. De lucht voelt warmer, het zicht wordt beter en dan is daar toch ook nog de zon. Mijn beste vriend deze tocht. Wat heb ik je gemist de afgelopen dagen zeg!

Waterpunten zijn in Zwitserland overal te vinden. Ze bieden een plek om je bidon te vullen en om eventueel wat kleding te wassen. Ik maak er gretig gebruik van, waarna ik, als mijn was te drogen hangt, even pauzeer in de zon. Wat kan de natuur toch afwisselend zijn. Heerlijk!
Dan vervolgt de afdaling. Nyon komt in zicht. Een paar Japanners op de fiets flits ik voorbij vanwege mijn dalende snelheid. It is still a long way to the top, zeg ik ze nog even toe, terwijl mijn glimlach groei en groeit. De koele lucht is verdwenen. Wat resteert is een aangename bries in de richting van Genève. Mijn richting, maar eerst Nyon.
Nyon laat ik achter mij nadat ik recht voor het meer, genietend van het klotsende water, mijn lunch gegeten heb. Ik wil naar Genève, hopende dat er nog een hostel is met een vrije kamer.
De weg er naar toe ligt uit het zicht van het water. Het uitzicht is weggekaapt door mensen met geld, die enorme, misschien wel buiten proporties grote, villa’s hebben neergezet aan de oever van het meer. In de stad zelf prijkt het van de welvaart. Reclame borden schreeuwen om aandacht, hotels staan zij aan zij, meiden lopen erbij alsof ze net uit een modeblad zijn gestapt en er rijden auto’s waar wij huizen voor kopen. Al met al onder een sausje van veel omgevingsgeluid. Geluid waar ik na de stille, natuurschone Jura even aan moet wennen. Het contrast is groot, maar wanneer ik ingecheckt en wel onder een warme douche stap, mij insmeer met douchegel en mijn lichaam schoon voel worden, voelt het welverdiend. Tien dagen heeft het geduurd om hier te komen, waarvan anderhalve dag in de regen. Eigenlijk niets van te zeggen nu ik terugkijk.
Voor mij liggen de Alpen. Het serieuze werk, de echte hoge passen. Ik kijk er naar uit, maar eerst een dagje rust. Welkom in Genève!