LA. Het is negen uur in de avond. In Nederland is het zes uur ’s ochtends. We zijn al bijna 24 uur in de weer. De fietsdozen zie ik met enig geweld uit het vliegtuig rollen. Meer geweld dan ik wil zien om eerlijk te zijn. Enkele minuten later rollen de twee grote KOGA-dozen via de ‘over size’ bagageband de aankomsthal binnen. “Alles is er, heel en wel”, zuchten we na een inspectie. We bouwen de fietsen op.
Buiten loopt een zebrapad naar de overkant van de weg; zes banen breed. Grote, brandschone en blinkende auto’s rollen keurig in lange rijen voorbij. Het is druk, heel druk. We halen veilig de overkant. We lopen het eerste stuk over de stoep, de weg voelt nog te onbekend om te fietsen en het is simpelweg te druk. Niet veel later ploffen we in het motel op bed. “We hebben 6 maanden!” “Welkom in LA!”

Onze eerste dag in Los Angeles willen we starten met boodschappen en een bezoek aan het strand. Het ontbijt van vanochtend is ons wat zwaar gevallen. Toastbrood met jam en gezouten boter, zoete yoghurtjes, wafels zo groot als een bord, wat sapjes en gelukkig nog een gewoon kopje thee. Vol van al het zoets peddelen we over de vierbaans weg richting Venice Beach. Vier banen Noord en vier banen Zuid. We slaan linksaf, de Menchaster boulevard op. Nog altijd acht rijstroken breed. Links en rechts van de weg schreeuwen fastfood reclameborden voor de meest lekkere hap. ‘Big pizza, for only $5,55′. We kijken onze ogen uit.
“De wegen lijken wel landingsbanen”, grap ik naar Yvette, die achter mij fietst met haar reflecterend hesje aan. We zijn verbaast dat het goed fietsen is over de brede lanen. Echt hard rijden kan men hier ook niet, om de paar 100 meter dwingt een stoplicht je wel weer te remmen. Tevens hebben automobilisten veel overzicht om al vroeg uit te wijken naar een andere rijstrook. Er zijn er toch genoeg…

We stoppen bij een grote supermarkt. Ralph, staat erboven. De rijen zijn niet te overzien. Rechts bij de ingang schitteren de appels in het zonlicht. Allen keurig opgestapeld en geboend. De groente- en fruitafdeling is veel groter dan we verwacht hadden. Als een klein kind in een snoepwinkel slaan we een goede basisvoorraad in. Elk product heeft zowat zijn eigen afdeling. We zoeken de yoghurt, snel geschat staan er zo’n 50 soorten gekoeld. Er zijn meer emmers dan schappelijke hoeveelheden. Bij navraag blijken er drie soorten ‘normale’ yoghurt te zijn zonder smaakjes en enkel 1 exemplaar zonder toegevoegde suiker. De keuze voor gezond voedsel is toch minder reuze..
Of we Cash bij willen pinnen vraagt de pinautomaat? Het schijnt zo te zijn dat je dan geen valuta kosten hoeft te betalen. Een tip dus voor iedereen die naar Amerika wil gaan!!
We lozen onze volle tassen met eten eerst voordat we richting het strand gaan. De extra kilo’s zijn merkbaar. “Als het goed is moet het strand na deze heuvel zichtbaar zijn”, roep ik naar Yvette. Achterom kijkend werp ik nog snel een blik op het bord, waar de afbeelding van een helling opstaat met daaronder 20%. Het ligt dus niet aan mij, zucht ik.. Voor ons opent zich echter een vele interessantere wereld: de West Coast.

We zakken af. Op mijn GPS zie ik dat naast de kuststrook de Pacific Coast fietsroute loopt. Een zelfde soort tocht als wij willen gaan fietsen. Wij gaan alleen niet langs de kust maar het binnenland in, aan de voet van de Rocky’s. We fietsen op kronkelende ‘bike lanes’ langs de kust. Veel flanerende fietsers, skaters, joggers en volwassenen op skelters volgen het pad langs de kust. De zee oogt nog wild, maar ondanks dat wordt er ook al gezwommen. We komen bij een hippie gedeelte, waar we even gaan zitten. We smeren brood. “Dit is wel erg zoet” zegt Yvette wanneer ze haar eerste hap zet in een snee brood met pindakaas. We blijken een pot pindakaas met honing gekocht te hebben en inderdaad een extra portie suiker. Het brood blijkt ook extra gezoet te zijn. Dat wordt goed opletten met boodschappen doen. Wanneer we eten en rondkijken, wankelen er dronken mannen voorbij, zwervers, kinderen,muzikanten, jongeren, alles mengt zich hier.

Na de 2e nacht in het motel fietsen we naar het dure en sjieke Beverly Hills, we lopen een beetje uit de toon met onze fietsen door de dure winkelstraat. In dit deel van de stad rijden nog dikkere auto’s dan we al vonden. Veel Amerikanen lijken veel waarde te hechten aan een mooie, nieuwe, maar vooral ook grote auto. En hoe harder het geluid van de motor, hoe beter. Het lijkt wel een film.

We gaan door naar Hollywood waar we in een zijstraat van de sterrenstraat aanbellen bij onze warmshower host. Barry is kunstenaar van beroep en inmiddels gepensioneerd, woont samen met zijn vrouw in een gezellig huis en rijdt zelf geen auto. We eten die avond mee, praten over fietsen en Amerika en gaan vermoeid naar bed. De volgende ochtend word ik wakker met een kriebelend kuchje. We helpen de host met het uitruimen van zijn werkplek als dank voor het warme welkom. Hij schildert al een tijdje niet meer, temeer omdat zijn werkplek te vol staat met van alles en nogwat. Vier fietsen bijvoorbeeld.. Met 6 handen is de klus binnen 2 uur geklaard. Gauw genoeg springen we op de fiets om het drukke LA achter ons te laten. Na vele kilometers slaan we links af en begint de lange klim omhoog. De top (1500 hoogtemeters) gaan we vandaag niet meer halen. Traag trappen we voort, de fiets voelt zwaar, de benen nog niet gewend aan het klimwerk. Op het eind van de middag zien we geen camping, ondanks de aanduiding op de kaart. Ik voel me sinds de middag ieder uur minder fit. We fietsen door, totdat we een geschikte plek vinden. Om half zeven komen we aan bij een picknickplaats, er zou een campground in de buurt moeten zijn.. Maar niemand weet waar, wellicht moeten we hier blijven. “Paul, kom eens kijken” roept Yvette ongerust. Ze staat bij het informatiebord. “Ze waarschuwen hier al voor bergleeuwen en beren! We hebben nog geeneens bearspray gekocht”. Ik voel dat Yvette hier vanavond liever niet slaapt.. We lopen naar de overkant van de weg, er blijkt een Fire station te zijn. Ik klop aan bij een gebouw waar licht brand. Na overleg met de chef mogen we op het grasveld kamperen en zelfs gebruik maken van de douche! Het blijkt dat we ons nog geen zorgen hoeven te maken over de beren, hoogzomer komen ze pas uit de bergen. Yvette is tijdens het koken evengoed alert en we stoppen onze eettassen voor de zekerheid onder een kruiwagen een stuk van de tent af. Die avond ben ik blij als we in bed liggen, want ik voel me niet lekker.

De volgende dag moeten we nog 12 km klimmen voor we 40 km gaan afdalen naar Palmdale. Ik voel me steeds minder goed; rillingen, pijnlijke spieren en geen energie. Yvette en ik ruilen met de zware tassen, ze houdt goed een vinger aan de pols. Als het niet gaat kunnen we vragen of een pick-up auto ons meeneemt. We stoppen iedere km en ik ben blij als we de top over zijn. De afdaling is lang en met mooie vergezichten. We zijn klein in deze heuvels, en dat maakt mijn zwakke gesteldheid niet beter. De wind beukt ons in het gezicht, en dan weer van de zijkant. We moeten de sturen stevig vastklampen.

Wat ben ik blij als ik eind van de middag op bed val in een motel, ik geef het dan pas toe ‘ik ben ziek’.
We blijven 2 dagen in het motel. Ik lig koortsig op bed met waarschijnlijk de griep. We voelen ons niet helemaal op ons gemak met wat er overdag en ’s nachts rondom het motel afspeelt. Dag 3 verhuizen we naar een motel verderop in de straat, rustiger en met meer faciliteiten. We zijn blij dat we geswitcht zijn. Die avond komen er om 10u gasten in de buurkamer. Er zit een afgesloten deur tussen onze kamers die alle geluiden doorlaat. Het lijkt die avond een peeskamertje, met alle bedrijvigheid op de binnenplaats en in de buurkamer. Helaas moeten we de komende dagen nog pas op de plaats maken. In totaal lig ik zes dagen plat. Hoesten, rillen, zweten en spierpijn. It was a BIG flu.

Na 8 dagen gaan we eindelijk richting Sequoia national park..