De avond voor vertrek hebben we de tassen gepakt, alles ligt klaar als we de volgende ochtend om 6u opstaan. We lopen ’s avonds laat voor het eerst naar de McDonalds. Na een week gezond eten om Paul beter te krijgen, halen we een kleine snack. Dat was niet zo’n goed plan, want wanneer ik de slaap wil vatten geeft mijn lijf alarmsignalen dat het eten niet goed is. ’s Ochtends zit er geen calorie meer in mijn lijf en ben ik gesloopt, met veel tegenzin moeten we nog een dag blijven. Paul maakt groentesoep voor de lunch en ’s avonds eten we weer een zelfgekookte maaltijd. Nu zijn we er echt klaar voor!
We verlaten Palmdale met goed gevulde tassen. Paul heeft extra grote elastieken aan de petfleshouders gemaakt. Ze hebben hier flessen van 1 gal, omgerekend bijna 4 liter. Bepakt met bijna 2 gal water trekken we de View Dessert Valley in, het gebied rondom Palmdale. Veel wegen gaan recht toe recht aan. We fietsen 2 straten van ieder 5km af en komen daarna op een kaarsrechte weg die we 30km volgen. De bebouwing valt weg, de landschappen worden weidser en de omgeving oogt droog met stekelig struikgewas. De droge lucht zorgt voor een prikkelende neus en bijna iedere minuut drinken we een slok water. De wind waait uit het Zuiden, voor ons gunstig!

We slaan voor $2 nog een extra liter water in bij een wijnhandel langs de weg.
Dit is voor de komende 80km het laatste wat we aan voorzieningen tegen zullen komen. We hebben in de ochtend 50 km weggetrapt en we staan voor een 25km lange klim. We lunchen in de felle zon, er is geen boom te bekennen. Onze snee brood is binnen enkele seconden krokant door de wind. Dan kruipen we de bergen in. Rood-beige gesteente toont hoge rotsformaties. Bomen in de vorm van stekelige cactussen steken hier en daar boven het landschap uit. Onze weg draait meer naar het Westen. De wind jaagt nu van opzij.
De weg begint te stijgen. Eerst rustig, daarna met gemiddeld zo’n 10% Het laatste deel van de klim is zwaar, met 4.5 km per uur moeten we flink kracht zetten op de trappers, en we hebben volle windkracht 6 tegen. We fietsen door een groot windmolenpark. Eerst denken we er honderd te zien, maar eenmaal verder blijken het er wel duizenden te zijn. Naarmate we de top bereiken wordt de omgeving groener. We verheugen ons op de afdaling. Eenmaal over de top steekt de wind weer op. Helaas niet in ons voordeel, en regelmatig rukt de wind ineens aan onze fietshelm en probeert ons de berm of de weg op te trekken. Voorzichtig dalen we af en fietsen we naar een RV campground. We zetten onze tent achter 2 grote bomen, zoveel mogelijk uit de wind, achter ons staan gigantisch uitschuifbare bus/campercombinaties. Stiekem willen we er voor vanacht ook wel een. Na 80 km gefietst te hebben is een hete douche een grote beloning. Paul kookt vanuit de voortent, het miezert zacht. Wanneer we gaan afwassen is er een grote bruine wolk in aantocht, die omlaag komt langs de berg, alsof een zandstorm nadert. Die nacht vriest het bijna en rukt de wind flink aan de tent. ‘ s Ochtends toont het gevaarlijk grijs, met 6 graden nog erg koud. We besluiten bij het zweefvliegveldje in de buurt te gaan ontbijten. We bestellen 1 ontbijt en eten scrumbled eggs, er zit ook ham, kaas en ui in. Het valt nogal zwaar, maar we zitten heerlijk warm.
We beginnen met een mooie afdaling.
De heuvels glooien. Het gras lijkt fluweelachtig, het blijkt later graan te zijn. We moeten een kort stuk highway op. We twijfelen even of we er wel mogen fietsen, het ziet eruit als een snelweg, het is druk en ze rijden hard. We besluiten te gaan en fietsen uiterst rechts op de ‘shoulder’. Niemand toetert, dus het zal wel oké zijn. We zuchten opgelucht als we er vanaf kunnen. We fietsen weer in de middle of nowhere.

We volgen het spoor. Treinen van meer dan honderd wagons kruipen omhoog, een walm diesel achterlatend. Dan gaat de weg weer omhoog. “De volgende klim is er!” We laten het spoor los. Na 11 km steil klimmen in een prachtige omgeving zijn de benen leeg. De kilometers van gisteren eisen zijn tol. Er is geen dorp, geen camping, alleen maar bergen met gras en hier en daar een boom of struik. We moeten wildkamperen. Ik had gehoopt aan te kunnen bellen bij een huis, om in de tuin te overnachten. Maar er is niks. Ik vind het spannend, de eerste keer wildkamperen in beren en poema gebied.. Omdat ik te moe ben laat ik Paul beslissen wat een goede plek is. Hij vindt een mooi stukje, ergens van de weg af. Paul houdt een auto stil en vraagt naar de situatie rondom de beren. Ze blijken er inderdaad te zijn, maar laten zich hier bijna nooit zien. De chauffeur had dit jaar wel al 2 poema’s gezien, die over het algemeen erg schuw zijn. We koken eerst bij de weg, daarna maakt Paul alvast de basis voor de bearhang. Zo’n 200 meter verderop zetten we de tent op, er lopen hier koeien los in het gebied want overal liggen koeienflaters. Het is een plek met uitzicht over het groene dal.

We hebben 3 voortassen met eten, verzorgingspullen en kookspullen. We proberen het in de boom te heisen, maar het is loeizwaar. De tak is ruw en het touw blijft hangen. Dan knapt het en vallen de tassen met een klap op de grond. ‘Wat doen we nu’ vraagt Paul. Het wordt al gauw donker, dus we hebben niet veel tijd meer. Ik stel voor het nogmaals te proberen, we knopen het touw aan elkaar, en nu met 2 tassen. We krijgen ze niet hoger dan 3 meter, dan hangt het touw weer vast. ‘We hebben dit of niks’ zegt Paul. We besluiten het hierbij te houden, niet ideaal, maar beter dan op de grond.
Ik probeer mijn angst voor het wildkamperen de kop in te drukken. Die nacht is het muisstil.. Ik heb geslapen als een roos. ‘ s Ochtends horen we het geblaf/gehuil van coyotes. En de bearhang hangt nog perfect.

Na een klein stukje klimmen gaan we de top over en krijgen we prachtig uitzicht op de vallei. We dalen kilometers af en dan mogen we opnieuw omhoog. Twee keer hetzelfde liedje. Mijn benen verzuren na elke pauze. We stoppen iedere kilometer tijdens de klim om de hartslag even omlaag te krijgen. Wat is het hier steil. In de middag komen we in Lake Isabella aan, de eettassen zijn inmiddels helemaal leeg op 1 appel en een paar biscuitjes na. Wat is het lekker om in de supermarkt dan weer volop te kunnen kiezen. Er zijn 3 campings, USFS-campgrounds. Geen idee nog waar de afkorting voor staat. Ik verheug me op een douche. Bij de eerste camping blijkt er alleen een toilethuisje te zijn.. De plaatsen kosten 25dollar per nacht. We fietsen door naar de tweede, maar komen erachter dat USFS campings alleen een toilethuis hebben. Wel met een picknicktafel en bbq-plaats en een giga stuk grond voor je camper. We komen nog 2 fietsers tegen uit Zwitserland. Ze vertellen dat er morgen slecht weer op komst is. Ze willen dezelfde pas over als wij, maar ze hadden gehoord dat de weg gesloten zal worden. Ze fietsen nog 10 mijl door om erachter te komen wat er van klopt. Wij blijven op de camping, als enige kampeerders, met uitzicht over het meer Lake Isabella. Met een washandje bij de kraan wassen we ons om de beurt, er is toch niemand te bekennen. En met een handwas ruiken de kleren ook weer fris.
’s Avonds zitten we nog een uurtje bij een warm kampvuur. Om 9u liggen we in de slaapzakken en dan begint het onweer..

Na een niet al te beste nacht staan we om 7u op. De ranger was nog niet geweest voor de 25 dollar en er is geen brievenbus te bekennen. Een gratis overnachting dus! Met 4 graden fietsen we naar het volgende dorp. Bij het tankstation vragen we naar de weersomstandigheden en of de weg gesloten is. Binnen 10 min hebben we het laatste nieuws van 3 klanten en de medewerker. Nee, alles is afgesloten. Ook al onze alternatieven.. Na wikken en wegen besluiten we terug te fietsen naar Lake Isabella voor informatie over het weer en om onze opties af te wegen. Dan blijkt het informatiecentrum inmiddels open. We worden super geholpen en krijgen veel info. Wat blijkt, zelfs als we hier nog enkele dagen blijven tot de weg voor ons open is, dan is het wachten op de volgende gesloten weg. Er blijken veel wegen van onze route gesloten te zijn door sneeuw. Het risico dat de weg sluit als we in een klim zitten is ook reëel, dan komen we vast te zitten. Ze hoopt dat in Juli de route open is. We zien onze kansen vervliegen. Het wordt ons sterk afgeraden om nog door te fietsen en we krijgen zelfs een lift terug aangeboden. De weg naar Bakersfield (onze enige optie naar de kust) zou te gevaarlijk zijn nu om te fietsen; door de wind, vallende stenen en te weinig ruimte in de kloof met het drukke verkeer langs steile afgronden. Het klinkt inderdaad erg gevaarlijk. Er blijkt een bus te rijden en ze zoekt de bustijden voor ons uit. Plan B trekken we uit de rugzak, de Pacific Coast route langs de kust. Een rigoureuze omslag.
We fietsen terug naar Lake Isabella waar we de bushalte zoeken. De fietsen gaan op een rek aan de voorkant van de bus. We krijgen hulp van alle kanten. Voor 5,50 dollar (de fietsen zijn gratis) zijn we een uur later in het drukke Bakersfield. Palmbomen, zon en 20 graden. We drinken bij de Starbucks een flinke beker thee, komen op adem en maken plannen voor de komende dagen. Met reizen moet je flexibel zijn, maar het duurt even voordat het bij mij landt dat we nu de kust af gaan fietsen naar Vancouver. Ook een prachtige route! Maar geen bergen meer, geen passen van 3000m voor de komende 2/3 maanden. En alle beer voorbereidingen mogen geloof ik weer even in de ijskast. We krijgen er goed weer voor terug, een van de mooiste kust routes, San Francisco met de Golden Gate Bridge en Red Wood National Park met mega grote bomen. Ook een mooi vooruitzicht toch?