Echt goed geslapen hebben we niet. Het motelbed was doorgezakt, en er werd tot laat gelast en geslepen. We verlaten de sobere kamer, het donker gekleurde dekbed half gespreid achterlatend. We volgen het fietspad langs de droge rivierbedding van de Kern rivier, een tip van een vreemde gister bij de Starbucks. De mensen hier zijn spontaan, schieten zomaar te hulp of vragen geïnteresseerd waar we naar toe gaan of vandaan komen. Een redelijk gezette agent brak gisteren spontaan het zweet uit toen we zeiden dat we naar Vancouver fietste. Zijn collega deelde lachend mede dat er iets verderop een Medical health centre was, als we ons nog wilde laten nakijken. Blijkbaar doen we onmogelijke dingen. De mensen zijn hier niet gewend aan lange-afstands-fietsers, dat is inmiddels wel duidelijk. Op het fietspad zijn we gelukkig niet de enige sporters. De meeste komen ons op een wielrenfiets voorbij of tegemoet. Links oogt het landschap droog en zo goed als kaal, rechts loopt de droge bedding met hier en daar wat begroeiing. ‘Bike line ends’, deelt een bord mede. “We hebben er 25 km opzitten”, roep ik naar Yvette en we slaan rechtsaf de 43 op, 7 mijl naar het noorden. Links van ons is een gigantisch petroliumveld. Olie wordt op verschillende plekken uit de grond geboord, voor de rest is het vlak, kaal en stoffig. Het verschil met de bergen is groot. Hier is het weer zo recht als een plaat. We slaan linksaf. “Nu is het zo’n 10 mijl rechtdoor”, beamen we beide zonder echt goed te weten wat we van deze kaarsrechte wegen moeten denken. Rechts staan duizenden olijfbomen, links blijven de olieboringen het landschap domineren. Heel ver voor ons zijn de silhouetten van bergen zichtbaar, net als bij Palmdale.. We slaan weer linksaf en dan weer rechtsaf, als een traptrede kruipen we verder door niemandsland richting de bergketen. Dan wordt de weg slechter. Spoorvorming neemt onze stuurcontrole over. We vechten tegen het asfalt totdat we weer rechtsaf mogen, de volgende trede Noordelijk.

Uiteindelijk bereiken we de 58. Deze lange lap asfalt, van maarliefst 16 mijl brengt ons uiteindelijk tot aan de bergrug. Het landschap oogt inmiddels zo droog als een kurk en op wat taai struikgewas na is het kaal. “Hé daar een slang”, roep ik enthousiast. We stoppen om te kijken. De staart vertoont een soort ratel, het hoofd is plat van vorm en heeft iets weg van een steen. Duidelijk een ratelslang, zo dodelijk als maar kan. “Dat wordt oppassen vanavond!”, zucht ik, we verwachten dat we ergens moeten wildkamperen.
We koetsen verder. De weg begint langzaam te steigen. Achter ons wordt de desolaatheid zichtbaar. ” Wat een landschap.”

In MC Kittrick doen we onze laatste boodschappen. Het dorp is slechts een kruising met wat huizen. Het winkeltje in het spookstadje is klein, de producten stoffig en er is op een paar bananen na geen vers spul te vinden. We slaan water in, wetende dat er voor de komende twee dagen niets zal zijn dan leegte en droogte. En dat wordt al snel bevestigd.
Die avond wordt het inderdaad wildkamperen. Op een heuvel vinden we een plekje uit het zicht. Achter ons wordt de bodem nog altijd leeggepompt, terwijl we voor ons uitkijken over fluweelzachte, golvende heuvels. Het is hier prachtig!

De leegte van gisteren zet zich voort. Goudgele heuvels omarmen ons en de lange weg waar we ons op bevinden. Op wat wind na is het muisstil. We klimmen rustig en we genieten ervan. Na zo’n 10km verandert het landschap. Aan de Westzijde van de glooiende bergen komt wat begroeiing. De Oostkant blijft goudkleurig door wat graanachtig gras. We klimmen verder. Struikgewassen komen meer en meer in het landschap. De afwisseling is mooi, net als de heuvelige omgeving.
Nog eens 10km verderop verschijnt er een bordje met een dalende vrachtauto erop. We zijn boven! “Dat was een mooie klim”, glimlachen we beide. De jas gaat aan alvorens we afdalen. Ondanks de droogte waait er een koele wind. Voor ons opent zich een soort van hoogvlakte. Een meer weerspiegelt in het felle zonlicht. ‘Lake Soda’ deelt een bord mede, naast de afslag ernaartoe. Wij gaan rechtdoor en volgen de 58. Alsmaar rechtdoor, als we de oneindig rollende lap asfalt voor ons moeten geloven.. En daar trekt een stevige wind op, helaas niet in ons voordeel. We moet doorzetten, doorzetten en doorzetten.. De rest van de 50 volgende kilometers..

We volgen de vier rijen, boven elkaar gespannen, prikkeldraad, net als gisteren. Elke meter, en de overige tientallen kilometers langs de weg, is afgezet met prikkeldraad. Hierdoor vonden we gisteren maar met moeite een plek om te slapen. Er was simpelweg geen doorgang. Voor een poort stonden we stil en keken elkaar even aan. “Zullen we er dan maar over klimmen en de tent erachter opzetten?”, vroeg ik aan Yvette. “De draad zal er niet voor niets staan”, antwoorde ze. En deze ochtend kwamen we erachter waarvoor het prikkeldraad was. Al die kilometers, vanaf MC Kittrick, wel 120 aan een stuk. Bizons, grote bruine bizons met lange horens op hun angstaanjagend ogend hoofd. Een stuk of tien grazen er op hun dooie gemak totdat we voorbij fietsen. Ze schrikken en zetten het op een lopen. Stof waait op door het geweld waarmee ze zich verplaatsen. “Maar goed dat we er gisteren niet over geklommen zijn”, roepen we bijna in koor.
We volgen nog altijd de 58. Aan de 70 mijl ‘no facilities’ komt bijna een eind. Creston, een klein dorpje op een kruising, zou een winkel moeten hebben. We slaan rechtsaf, richting de 41. We verruilen de steeds groener wordende omgeving weer in èèn klap voor dorre goudkleurige heuvels met ritselend graan. De weg golft. De wind trekt langzaam aan. Creston komt dichterbij, maar lijkt door de wind toch verder weg. We slaan linksaf, de 41 op en moeten 1 mijl omfieten om daadwerkelijk bij de winkel te komen. Een wildwest stadje, zoals uit een film, vormt het gehucht. Houten huisjes, ranches met lange stoffige oprijlanen en houten entreepoorten, omsingeld door hectaren weiland. “Het zal wel een klein winkeltje zijn”, zucht ik onzeker naar Yvette. Pick-ups denderen ons voorbij terwijl we de ‘hoofdstraat’ doorkruisen. ‘Creston market’ siert een houten bord met zwarte letters boven eenzelfde houten huis. “Daar moet het zijn!”

De winkel is inderdaad klein, maar heeft meer dan voldoende als je 120 kilometer niets hebt gehad. Buiten, op het terras eten we de net ingeslagen brownie, drinken we wat, waarna we verder trekken. Een stoffige zandweg brengt ons naar een soort van mountainbike route. De omgeving oogt weer net zo droog als bij Palmdale. Alle rivieren staan droog en vormen slechts stoffige beddingen. Het struikgewas is van het taaie soort dat lang zonder water kan. Een ratelslang van anderhalve meter kijkt ons toe vanaf de rechter berm. “Welkom in my ranche…”

Dan wordt de weg smaller. Een kasseienpad leidt ons dieper de natuur in. Wetende dat we zojuist nog een dodelijke adder zijn tegengekomen manoeuvreren we ons over het smalle, stuiterpad naar beneden. Links kijken we in een kloof, rechts rijzen de rotsen omhoog. Toch maakt dit alles dat het een schitterend stukje fietsen is. De omgeving is groen, het ruikt naar bloesem en het pad is een mooie training voor de Great Divide mountainbike trail later op onze reis.  We eindigen uiteindelijk op een andere zandweg, die een kilometer verderop aansluit op de hoofdweg naar Atascadero. “We zijn weer in de bewoonde wereld!”
Na flinke inkopen zetten we door en nemen we de laatste klim voordat we de kust bereiken. De omgeving is opeens tropisch groen. Bomen en struiken sieren de heuvels, bloemen alles ertussen. De afwisseling is schitterend, net als de gedachte dat we dadelijk aan de kust staan, een douche hebben en morgen een rustdag hebben!

Morro Bay is een echt surfstadje. Houten huisjes in diverse zachte kleuren sieren de kuststrook. Jeeps met surfplanken in de laadbak rijden af en aan. Wij lopen tegen de middag langs het strand naar het pittoreske centrum. Vistentjes veroveren elk plekje naast de pier. Gebakken vislucht geurt ons tegenmoed. “We zijn aan de kust.” Vanaf nu volgen we definitief de Pacific Coast trail tot aan Vancouver. Een kustlijn van meer dan 1500km. De switch met de Rocky Mountain route moet nog even tot ons doordringen, maar we gaan het doen. Dit is ons alternatief, plan B. Ergens voelt het alsof de reis nu pas gaat beginnen. De wetenschap dat we laatst ons plan om moesten gooien was een raar gevoel. Een gevoel van doelloosheid, opnieuw moeten beginnen. Maar dat verandert de volgende ochtend als we om iets over 8uur op de fiets zitten. “We fietsen naar Vancouver!” Met de tassen vol boodschappen vertrekken we. “Hey Guys, where are you going?”, klinkt het opeens vanuit een jeep. Een jonge enthousiaste kerel stopt en begint te praten. “Ik fiets ook, wat gaaf dat jullie zolang gaan fietsen. Ow, ik wil ook weer op pad. Ik heb trouwens wat voor jullie.” Een lading jammetjes wordt ons toegestopt. “Hier!” We glimlachen. “Hier”, gebaart hij. En stopt een klein hersluitbaar zakje in Yvette’s stuurtas. ” No thanks, we don’t smoke”, zeg ik bij het zien van het zakje drug. Hij is een echte genieter, dat lijkt ons duidelijk.
We twijfelen even of de highway 1 daadwerkelijk fietsbaar is, maar al snel na het verlaten van Morro Bay wordt het rustiger qua verkeer. Links ligt de enorme en eindeloze bak water die de Pacific ocean wordt genoemd. Rechts vormen goudkleurige heuvels de natuurlijke duinen. Het uitzicht is fantastisch, net als de gladde en glooiende asfaltweg. Even geen stijlen klimmen meer, maar puur genot. We peddelen, snuiven de bloesem op van de bloeiende koolzaadplanten en kijken veel naar links, naar de zee. We genieten. De zee is ruw. Golven slaan kapot tegen de stijle, begroeide kliffen.

40 km verderop genieten we nog altijd, bijna niet beseffend dat we fietsen of ons inspannen. Bij een Shell tankstation tanken we weer eens benzine voor ons kooktoestel. We kopen nog een Gal (4l.) water en vertrekken weer. “Bah, wat is dat voor vieze lucht?” ‘Zeeolifanten viewpunt’ signaleert een bord. We stoppen. Honderden liggen er languit op het strand. Te bakken in de zon, te stinken en zich vooruit te worstelen tussen het ruwe strand en door hun enorme speklichaam. Het is prachtig deze dieren in het wild te zien. We voelen ons net zo vrij als hun, zo vrij om ons te kunnen verplaatsen over deze mooie aardbol. De Pacific Coast is een plaatje!
Tegen vieren staan we voor een klim. De weg gaat langzaam de hoogte in. We kijken nu neer op de ruwe zee en de kliffen. De glooiende heuvels aan onze rechterhand zijn vervangen voor een enorme blok steen.
Ver voor ons, hoog over de berg zien we de auto’s omhoog kruipen. Het is naar mijn mening te laat om nog aan deze inspanning te beginnen. Mijn benen stemmen in, de kaart met de campings vertelt ons dat we eigenlijk door moeten. Hier is niets. Het enige huis dat we zien lijkt momenteel onbewoont. We hebben twee opties. Naar boven en alsnog een zware dag krijgen of.. “Hé, daar kun je het strand op!”, roep ik enthousiast. Navraag levert ons op dat het legaal is er te kamperen. De keuze is gemaakt. Tegen achten kijken we vanuit onze stoeltjes naar de ondergaande zon. Achter ons staat ons tentje. In een baai, tussen de heuvels met daarachter de groene bergrug. Voor ons golft de zee, nog altijd ruw, maar schitterend. Het is een waanzinnige plek.

Dat we gisteren gestopt zijn voor de klim betekent dat we deze ochtend meteen aan het werk moeten. Eerst duwen we onze fietsen van het strand omhoog naar de weg, een werkdag opzich. Vanaf hier klimmen en dalen we in twee dagen naar Monterey, een stadje na de bergrug. We volgen de highway 1, de enige weg langs de kust. We stijgen tot maximaal 1000 feet (=330m.) en dalen weer tot zeeniveau. Deze continue herhaling maakt het fietsen zwaar, maar ook ontzettend mooi. Het zijn de uitzichten. Twee dagen lang.

Onderweg leren we elke dag. Statepark campings zijn ideaal voor Hikers en Bikers, bieden in de meeste gevallen een warme douche en hebben beer- of wasbeerboxen. “And that for only five bugs (Box)”, zoals ze dat hier zeggen (€5,-)
Verder hebben we in de gaten dat men graag met je in contact komt. ‘Hoe het met je gaat?’, is een begroeting, wat meestal het begin vormt van een gesprek. Dat is leuk, zeker bij fietsers onderling. Maar dan komt nummer twee. “Hey, how are you doing?” Nummer drie, vier en weg is je rustmoment of avond. Onderweg tijdens pauzes gebeurt bijna altijd hetzelfde. Je stopt en “Hey, how are you doing? What is your destination?” Amerikanen zijn erg vrij, makkelijk, nieuwsgierig en soms een beetje te enthousiast. Zo ontmoeten we de dag na Monterey, onderweg naar Santa Cruz, ene Paul. De beste man is ver in de zeventig, heeft een lange grijze baard zoals de kerstman, draagt een groene Kermit de kikker-pet en heeft een speldje met een ‘fun meter’ op zijn blouse welke het hoogste level aangeeft. Hij staat elke dinsdag, met zijn felgroene kikker- Volkswagen bus, langs de Pacific Coast route om fietsers te laten stoppen en ze te ontmoeten. The Road Angel, noemt hij zich, alsof hij zojuist uit de lucht is komen vallen. In ruil voor een praatje geeft hij energierepen en zelfgemaakte koekjes weg, en terwijl je zijn bus en zijn houding eens goed bekijkt zie je hoe goed deze man alles bedoelt. Het fascinerende is nog wel dat hij alles keurig uitwerkt. Zo zijn er de afgelopen drie jaar 4 Nederlanders langs geweest, 14 Engelse, 3 Chinezen, 2 fietsers die doorgaan tot Argentinië, 3 zonder einddatum, zoveel die van Noord naar Zuid fieten en ga zo maar door. Wat een kerel. Een ding is zeker. Wij hebben ieder twee energierepen die over de datum zijn en er zijn nu 6 Nederlanders gepasseerd, en twee extra die van Zuid naar Noord fietsen.
De rest van de dag fietsen we tussen de aardbeien, en zoals alles in Amerika: alles is groot, dus ook de aardbei-velden (20mijl, pff…)

Op naar Half Moon Bay. Het belooft een lange dag te worden. Met een grijze hemel boven ons vertrekken we weer Noordwaarts. De wind houdt zich gelukkig nog gedeisd, al hadden we hem de laatste paar dagen in de rug :) De eerste meters door Santa Cruz zijn wat saai. Het landschap golft en net zoals voor en na elke stad is het verkeer druk. We worstelen ons uit het dal, dalen weer af en klimmen verder. “Ik put maar weinig energie uit deze omgeving”, geef ik Yvette te kennen. De volgende pauze gaat er muziek in de oren. De kilometers vlotten lekker, het landschap wordt mooier.

We fietsen in stilte verder in een goede flow. Dit zowel door de prachtige omgeving, als de wind in de rug. De kilometers slijten snel. Tegen half èèn hebben we er vijftig opzitten. Nog 35 te gaan. Tijd voor de middagpauze. Zoals vaker de laatste tijd bakken we enkele eitjes. Een dikke snee brood eronder en smullen maar. En ook deze pauze, tijdens de lunch, kijken we uit over de ruwe zee. Achter ons bestaat de wereld uit bergen en grasland, tevens de natuurlijke grens van de zee. Een uur later zitten we weer op de fiets, wetende dat we goed voor ons lichaam gezorgd hebben. Vergeleken met andere fietsers koken we uitgebreid, of zijn we misschien vrijwel de enige die verse maaltijden maken. Veel fietsers eten hier droogvoer of koud eten.

Half Moon Bay biedt ons tegen de avond een slaapplek op een State Camping, pal aan het strand. De wind zorgt voor een plakkerige huid, ook na de douche. Zand kruipt op iedere plek naar binnen, zoals de tent. ’s Avonds eten we zelfgemaakte Chili Concarne, weer een bulk energie voor de volgende dag.
We ontmoeten een dame uit Duitsland. Ze heeft èèn brok aan ervaring en info omdat ze een tijdje in Amerika heeft gewoond, en er al veel gefietst heeft. Als de zon ons achterlaat op een donker grasveld sluiten we aan bij haar kampvuur. We delen veel info, maar beseffen ook dat we veel bagage meeslepen t.o.v. haar. Dit wordt de volgende ochtend hèt onderwerp. “Wat kunnen we nog missen. Wat kan er naar huis?” We speculeren terwijl de kilometers tot San Francisco minder worden. Er ontstaat een lijst in mijn hoofd, welke de volgende pauze op papier verschijnt. Ondertussen besef ik dat er elke reis weer een moment komt dat je denkt, ‘dat kan er weg’.

San Francisco, een stad gelegen aan de San Francisco bay. Het klinkt zo logisch, maar om er te komen moeten we klimmen, en dan heb ik het over stijl klimwerk, 15 tot 20% is geen uitzondering. Weer zo’n moment dat je denkt: Wat kan er naar huis worden gestuurd?
Dat en een aantal andere zaken willen we hier in de stad uitzoeken. We maken bijvoorbeeld een planning voor de volgende week maken, we willen een wasje draaien, internetten en nieuwe fietskaarten scoren. In een cafeetje vinden we internet, drinken we een kop thee en maken we alvast onze planning. Vanaf zes uur kunnen we terecht bij ons warmshower adres, niet ver van de Golden Gate Bridge af. Fietsen in een stad als deze is redelijk gemakkelijk, al is er veel verkeer. Alle straten liggen van Noord naar Zuid of van West naar Oost. De Noordelijke zijn genummerd. 17th avenue, bijvoorbeeld. De Westelijke hebben een naam. Hierdoor vinden we makkelijk ons slaapadres.
Heidi en Martin, beide ergens tussen de 50 en 55 denk ik, hebben een groot houten huis, geverfd in een lichtgroene kleur. Beneden is een grote garage, gevuld met twee auto’s en een HOOP spullen. Van binnen is veel in de originele houtkleur. Alles heeft een eigen vertrek. De keuken, de eetkamer, de zitkamer. Ook boven komen ze geen plek tekort, zo ook wij niet. Een hoog bed staat voor ons opgemaakt. Twee kussens de man liggen bij het hoofdeind. We mogen meteen douchen als we willen, wat erg fijn is :)
“Of we mee willen eten?” “Nou, we hebben net een Pizza gegeten, maar een beetje lust ik nog wel.”
Ze zijn fan van NL, hebben er al veel gefietst en vinden vooral de knooppunten ideaal. Martin, een wat gezettere man met een vlammenprint pyjama broek aan, houdt in NL vooral van de korte afstanden van het ene café naar het andere. Hij is een drukke verteller, welke een en al enthousiasme uitstraalt. Het wordt een late avond. Wijn, vis en gezelligheid..

Na een dagje rust, Alcatraz en de Fishermans Warf (een gezellige toeristenstraat aan het water) koken wij voor hun een echte Hollandse wortelenstamppot met gehaktballen, als dank voor de twee nachten. We voelen ons thuis, kunnen zelf in en uit huis terwijl hun aan het werk zijn en gebruiken de keuken alsof het de onze is.  Kortom een enorme gastvrijheid en van beide kanten een hoop vertrouwen!

Tot zover het eerste deel van de kust. Een mooie route, een route naar tevredenheid. Er volgen nog zo’n 1500km kust tot aan Vancouver. Morgen beginnen we. De Golden Gate Bridge is de opening. Wat zullen we gaan zien? Wat zullen we gaan beleven? Wij zijn benieuwd.

Paul